Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart de beroepen ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 25 februari 2022 uitspraak gedaan in de zaken NL22.338 en NL22.343. Eiser, een Albanese vreemdeling, heeft beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit en inreisverbod dat door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is opgelegd. Dit besluit, dat op 15 december 2021 is genomen, houdt in dat eiser Nederland moet verlaten en dat hij voor twee jaar niet mag terugkeren. Tevens is er een maatregel van bewaring opgelegd op basis van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft zijn beroep tegen deze besluiten ingediend, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht.
Tijdens de zitting op 17 januari 2022 is eiser niet verschenen, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig. De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld, waaronder de stelling dat het terugkeerbesluit onrechtmatig is omdat het land van terugkeer niet is vermeld. De rechtbank oordeelt dat het terugkeerbesluit duidelijk naar Albanië verwijst, waardoor eiser voldoende geïnformeerd was over zijn situatie. Eiser heeft ook aangevoerd dat hij geen gevaar vormt voor de openbare orde, maar de rechtbank concludeert dat er voldoende gronden zijn voor de maatregel van bewaring, gezien zijn eerdere pogingen om illegaal naar het Verenigd Koninkrijk te reizen.
De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de beroepen ongegrond zijn en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.