ECLI:NL:RBDHA:2022:1062
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verantwoordelijkheid van Denemarken
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 4 februari 2022 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M. Grigorjan, had tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 10 januari 2022, hield in dat de asielaanvraag van de verzoeker niet in behandeling werd genomen, omdat Denemarken verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag.
Tijdens de zitting op 4 februari 2022 is het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld, maar de verzoeker is niet verschenen, ondanks een bericht van verhindering. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. R.A.P.M. van der Zanden. Na de behandeling heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met als reden dat er inmiddels een uitspraak was gedaan in de aanverwante zaak NL22.445, waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 4 februari 2022 en is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier mr. S.C. Spruijt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.