ECLI:NL:RBDHA:2022:10601
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag op grond van de Participatiewet zonder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Delft. De eiser had een aanvraag om bijstandsuitkering ingediend voor de periode van 23 juli 2018 tot 24 september 2018, welke door verweerder was afgewezen in een primair besluit van 25 oktober 2019. Dit besluit werd in een bestreden besluit van 25 juni 2020 gehandhaafd, waarop de eiser beroep instelde. De rechtbank heeft het beroep op 13 april 2022 behandeld, waarbij zowel eiser als verweerder niet verschenen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden heeft aangedragen die zijn herhaalde aanvraag om bijstandsuitkering konden onderbouwen. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft gesteld dat de aanvraag van eiser op grond van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kon worden afgewezen. De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de relevante periode behoefte had aan bijstand, en verklaart het beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een beroepschrift in te dienen bij de Centrale Raad van Beroep als hij het niet eens is met de uitspraak.