ECLI:NL:RBDHA:2022:10591

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 januari 2022
Publicatiedatum
14 oktober 2022
Zaaknummer
AWB 21/4584
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf wegens niet voldoen aan inburgeringsvereiste

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 januari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een Egyptische nationaliteit houdende vrouw, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om bij haar echtgenoot in Nederland te kunnen verblijven. De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres het inburgeringsexamen niet had gehaald, wat een vereiste is voor de mvv. Eiseres heeft het examen drie keer afgelegd, maar is voor geen enkel onderdeel geslaagd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die eiseres vrijstellen van het inburgeringsvereiste. Verweerder heeft in zijn besluit aangegeven dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet in staat is om het examen af te leggen, ondanks haar claims van dyslexie en andere beperkingen. De rechtbank oordeelt dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten om geen mvv te verlenen, omdat eiseres niet heeft voldaan aan het inburgeringsvereiste. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/4584

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 januari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. H.S.K. Jap A Joe),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.S. Helmus).

Procesverloop

In het besluit van 11 januari 2021 (primair besluit) heeft verweerder de door [A] (referent) ten behoeve van eiseres ingediende aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij referent’ afgewezen.
In het besluit van 5 juli 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit kennelijk ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 15 november 2021 op zitting behandeld. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Daarnaast is referent verschenen en als tolk is verschenen de heer W. Jaafar.

Overwegingen

1. Eiseres woont in Egypte en heeft de Egyptische nationaliteit. Ze heeft op
28 juli 2020 een mvv aangevraagd omdat ze bij haar echtgenoot (referent) in Nederland wil verblijven. Eiseres heeft op 30 mei 2019, 8 augustus 2019 en 11 maart 2021 het inburgeringsexamen afgelegd, maar is alle drie de keren voor geen enkel onderdeel geslaagd.
Vrijstelling van het inburgeringsvereiste
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat eiseres het inburgeringsexamen niet heeft gehaald, terwijl dit wel een voorwaarde is voor de mvv die zij heeft aangevraagd. Verweerder stelt dat hij alle feiten en omstandigheden die eiseres heeft aangevoerd heeft meegewogen. Er zijn geen individuele omstandigheden die maken dat eiseres het examen niet kan afleggen of niet voor (onderdelen van) het examen kan slagen. Verweerder vindt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij zich lang genoeg heeft ingezet en heeft gedaan wat mogelijk is in haar situatie om zich voor te bereiden op het examen en om voor het examen te slagen. Daarnaast blijkt uit de verklaring van de door de Nederlandse ambassade te Cairo aangewezen arts van 25 november 2020 dat er geen medische problemen zijn. Dat eiseres niet kan lezen en schrijven in het Latijnse schrift en dat zij de vierde groep van het basisonderwijs heeft afgerond wordt weliswaar wel meegewogen in de beoordeling van wat er van haar kan worden verlangd, maar dit betekent niet dat zij het inburgeringsexamen niet kan afleggen en dat zij geen inspanningen kan leveren ter voorbereiding op het inburgeringsexamen. Eiseres wordt dus niet ontheven van de verplichting om te slagen voor het inburgeringsexamen.
3. Eiseres voert aan dat uit de verklaringen van de aangewezen arts wel degelijk blijkt dat de door hem vermelde beperking van eiseres, namelijk haar simpelheid, als medisch probleem wordt benoemd en dat dit ook als onbehandelbaar wordt aangemerkt. Daarnaast heeft eiseres in het bezwaarschrift melding gemaakt van haar dyslexie, waarnaar verweerder in het kader van de zorgvuldigheid nader onderzoek had kunnen laten doen. Eiseres heeft zich, anders dan verweerder stelt, voldoende ingespannen ter voorbereiding van het examen. Desondanks is het eiseres niet gelukt om het inburgeringsexamen te halen. Verweerder miskend dat het gaat om een individuele beoordeling.
4. De rechtbank stelt allereerst vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiseres het basisexamen inburgering in het buitenland niet heeft gehaald. In deze zaak moet worden beoordeeld of eiseres vanwege bijzondere individuele omstandigheden moet worden vrijgesteld van het inburgeringsvereiste.
5. Naar het oordeel van de rechtbank is dit niet het geval. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat het voor haar onmogelijk is om (delen van) het inburgeringsexamen te halen. Hierbij heeft verweerder mogen betrekken dat uit de verklaringen van de aangewezen arts niet blijkt dat er sprake is van medische problemen. Het enkele feit dat de arts onder de vraag over medische symptomen heeft opgeschreven dat eiseres ‘a very simple person’ is, maakt niet dat er is aangetoond dat eiseres een medische beperking heeft. Daarbij is ook van belang dat de arts concludeert dat de cognitieve vaardigheden van eiseres niet beperkt zijn. Verweerder stelt zich daarnaast terecht op het standpunt dat eiseres haar gestelde dyslexie op geen enkele wijze heeft onderbouwd. De dyslexie wordt ook niet genoemd door de aangewezen arts in zijn verklaring. Verweerder hoefde hier dus geen nader onderzoek naar te doen. Ten aanzien van de inspanning van eiseres ter voorbereiding op het examen heeft verweerder in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd waarom eiseres geen ontheffing krijgt van het inburgeringsvereiste. Hierbij heeft verweerder mogen betrekken dat eiseres het examen drie keer heeft afgelegd in twee jaar tijd, waarbij zij voor geen enkel onderdeel is geslaagd. Zij heeft voor het onderdeel spreekvaardigheid zelfs drie keer een 1 gehaald. Daarnaast heeft eiseres niet aangetoond dat zij zich voldoende heeft ingespannen ter voorbereiding op het examen. De niet geverifieerde verklaringen van de heer [B] en mevrouw [C] over de hulp die zij aan eiseres hebben geboden om Nederlands en Engels te leren zijn daartoe onvoldoende. Dat zij stelt dat in de perioden van verblijf in Egypte werd geoefend en dat de taal ter plaatse in Nederland leren een beproefde methode is heeft verweerder ook niet tot een ander besluit hoeven brengen. Tot slot heeft verweerder terecht opgemerkt dat er leerprogramma’s beschikbaar zijn via de ambassade in Egypte, waarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen van analfabete personen die weinig tot geen scholing hebben gehad. Niet is gebleken dat eiseres hier gebruik van heeft gemaakt. Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat verweerder eiseres niet heeft hoeven vrijstellen van het inburgeringsvereiste.
Conclusie
6. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten om geen mvv aan eiseres te verlenen, omdat zij niet heeft voldaan aan het inburgeringsvereiste. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Bazaz, griffier. De beslissing is uitgesproken op 3 januari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.