Op 13 oktober 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren op een onbekende datum in een onbekende plaats, die werd beschuldigd van bedreiging, diefstal en schuldwitwassen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 29 september 2022. De officier van justitie, mr. C.C.A. Bos-van Hasselt, eiste een jeugddetentie van 18 dagen met aftrek van voorarrest en een voorwaardelijke taakstraf van 20 uur. De verdachte werd beschuldigd van het bedreigen van slachtoffer 2 met geweld, het stelen van een fiets van slachtoffer 3 en/of 4, en het voorhanden hebben van fietsen en ringsloten waarvan zij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze uit misdrijf afkomstig waren.
De rechtbank oordeelde dat het eerste feit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, en sprak de verdachte daarvan vrij. Het tweede feit, de bedreiging, werd echter wel bewezen, evenals het derde feit van diefstal. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist of moest vermoeden dat de fietsen en ringsloten uit misdrijf afkomstig waren, wat leidde tot de bewezenverklaring van het vierde feit, schuldwitwassen. De rechtbank legde de verdachte een jeugddetentie van 18 dagen op, met een voorwaardelijke taakstraf van 20 uur, en bepaalde dat de in beslag genomen fietsen en sloten verbeurd verklaard werden.
De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar kwetsbaarheid en eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De rechtbank besloot het jeugdstrafrecht toe te passen, gezien de leeftijd van de verdachte ten tijde van de feiten. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact daarvan op de slachtoffers.