ECLI:NL:RBDHA:2022:10552

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 oktober 2022
Publicatiedatum
13 oktober 2022
Zaaknummer
09-319461-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging, diefstal en schuldwitwassen van een verdachte in jeugdstrafzaak

Op 13 oktober 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren op een onbekende datum in een onbekende plaats, die werd beschuldigd van bedreiging, diefstal en schuldwitwassen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 29 september 2022. De officier van justitie, mr. C.C.A. Bos-van Hasselt, eiste een jeugddetentie van 18 dagen met aftrek van voorarrest en een voorwaardelijke taakstraf van 20 uur. De verdachte werd beschuldigd van het bedreigen van slachtoffer 2 met geweld, het stelen van een fiets van slachtoffer 3 en/of 4, en het voorhanden hebben van fietsen en ringsloten waarvan zij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze uit misdrijf afkomstig waren.

De rechtbank oordeelde dat het eerste feit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, en sprak de verdachte daarvan vrij. Het tweede feit, de bedreiging, werd echter wel bewezen, evenals het derde feit van diefstal. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist of moest vermoeden dat de fietsen en ringsloten uit misdrijf afkomstig waren, wat leidde tot de bewezenverklaring van het vierde feit, schuldwitwassen. De rechtbank legde de verdachte een jeugddetentie van 18 dagen op, met een voorwaardelijke taakstraf van 20 uur, en bepaalde dat de in beslag genomen fietsen en sloten verbeurd verklaard werden.

De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar kwetsbaarheid en eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De rechtbank besloot het jeugdstrafrecht toe te passen, gezien de leeftijd van de verdachte ten tijde van de feiten. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact daarvan op de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09-319461-20
Datum uitspraak: 13 oktober 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter zitting

De strafzaak tegen de verdachte is inhoudelijk behandeld op de openbare zitting van
29 september 2022.
De officier van justitie in deze zaak is mr. C.C.A. Bos-van Hasselt en de advocaat van de verdachte is mr. V.A. Vitanov te Den Haag. De verdachte is op de zitting verschenen.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt er, samengevat, van beschuldigd dat:
1.
zij in de periode van 14 december 2020 tot en met 15 december 2020 te ’s-Gravenhage door inlichtingen [betrokkene 2 ] en/of één of meer (andere) personen heeft bewogen een misdrijf te begaan, te weten tezamen en in vereniging, opzettelijk door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te beroven en te dwingen tot het ter beschikking stellen van de gegevens van zijn internetbankieren;
2.
zij op 15 december 2020 te ’s-Gravenhage [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht;
3.
zij op 13 mei 2021 te ’s-Gravenhage een fiets dat aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] toebehoorde heeft weggenomen;
4.
zij op 14 mei 2021 te ’s-Gravenhage een of meerdere voorwerpen, te weten fietsen en ringsloten, voorhanden heeft gehad, terwijl zij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze voorwerp(en) redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dit/deze voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I.
3. Waardering van het bewijs
3.1
Bewijswaardering feit 1
Net als de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
3.2
Bewijswaardering feit 2
3.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. De verdachte heeft toegegeven dat zij de aangever bang wilde maken door het bericht aan hem te versturen.
3.2.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit. Uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat de gedraging van de verdachte van zodanige aard is geweest en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd, daadwerkelijk zou worden uitgevoerd.
3.2.3.
De beoordeling
Uit het dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken, blijkt dat de verdachte op 15 december 2020 een bericht naar de aangever [slachtoffer 2] heeft verstuurd met daarin de tekst: ‘Walou, neem alv afscheid vanje mensen op mijn moeder jij gaat eraf en niemand gaat wat kunnen maken bij mij, [betrokkene] staat achter mij dus we zien wel’. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij wilde dat de aangever klappen kreeg. Uit de aangifte blijkt ook dat de aangever daadwerkelijk kennis heeft genomen van de bedreiging. In deze context bezien, is de rechtbank van oordeel dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheid heeft plaatsgevonden dat bij de aangever in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hem iets zou worden aangedaan. De rechtbank is om die reden van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen is.
3.3
Bewijswaardering feit 3
Het onder 3 tenlastegelegde kan zonder nadere motivering bewezen worden verklaard. De verdachte heeft dit feit bekend en op zitting is door de verdediging geen vrijspraak bepleit.
3.4
Bewijswaardering feit 4
3.4.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het onder 4 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. De verdachte heeft de fietsen gekregen met de bedoeling om deze te verkopen. De verdachte wist, althans moest redelijkerwijs vermoeden, dat de fietsen niet eerlijk waren verkregen.
3.4.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 4 ten laste gelegde feit. Niet bewezen kan worden dat de fietsen afkomstig waren van diefstal. De verdachte heeft de fietsen van iemand gekregen en de sloten waren niet geforceerd. De sloten die door de politie opengebroken waren aangetroffen, waren nog van een andere zaak van de verdachte. Om die reden kan niet worden bewezen dat de verdachte ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van de fietsen redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat deze afkomstig waren uit enig misdrijf.
3.4.3.
De beoordeling
Uit het dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken, blijkt dat er bij de verdachte meerdere fietsen en opengebroken ringsloten zijn aangetroffen. Van twee van de fietsen miste het ringslot, bij de andere fietsen stond het ringslot open maar ontbraken de sleutels. Op grond van het feit dat de fietsen geen sloten of sleutels hadden, acht de rechtbank het vermoeden gerechtvaardigd dat het niet anders kan dan dat de in de tenlastelegging genoemde fietsen en opengebroken ringsloten uit enig misdrijf afkomstig waren, wat betekent dat van de verdachte mag worden verlangd dat zij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft op grond waarvan zij niet wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat de fietsen van misdrijf afkomstig waren.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij er rekening mee hield dat het om gestolen fietsen ging. Gelet op deze verklaring kan worden bewezen dat de verdachte het vermoeden had dat de fietsen van enig misdrijf afkomstig waren. De verdachte had ook de beschikkingsmacht over de fietsen, nu de fietsen in haar kelderbox stonden. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte schuld heeft aan het witwassen van de fietsen, maar ook de ringsloten.

4.De bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
2.
zij op 15 december 2020 te ’s-Gravenhage [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 2] (in een chatbericht) dreigend de woorden toe te voegen "Walou, neem alv afscheid vanje mensen op mijn moeder jij gaat eraf en niemand gaat wat kunnen maken bij mij, [betrokkene] staat achter mij dus we zien wel ", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3
zij op 13 mei 2021 te ’s-Gravenhage een fiets (merk Rockrider), aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
zij op 14 mei 2021 te ’s-Gravenhage, meerdere voorwerpen, te weten
- een fiets (merk Avenue, kleur paars)
- een fiets (merk Gazelle, kleur zwart)
- een fiets (merk Altec London, kleur wit)
- een fiets (merk Merida Freesport, kleur paars)
- zes ringsloten,
voorhanden heeft gehad, terwijl zij ten tijde van het voorhanden krijgen van deze voorwerpen redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat deze voorwerpen geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte

De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

6.De straf

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 18 dagen met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie geëist dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 20 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met oplegging van bijzondere voorwaarden.
6.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om een straf op te leggen gelijk aan het voorarrest. De verdachte zal, indien er een voorwaardelijke straf wordt opgelegd, zich houden aan bijzondere voorwaarden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De verdachte heeft hierdoor angst en gevoelens van onveiligheid bij het slachtoffer teweeg gebracht.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een fiets en het witwassen van fietsen en ringsloten. Door haar handelen heeft de verdachte laten zien dat zij geen respect heeft voor de eigendom van andermans spullen. Door het plegen van witwassen worden onderliggende strafbare feiten afgedekt en wordt de mogelijkheid gecreëerd van een geldelijke beloning voor strafbare feiten.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
7 september 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Persoon van de verdachte
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 31 mei 2021. Dit rapport houdt het volgende in.
Uit het onderzoek van de reclassering is de indruk ontstaan van een kwetsbare jonge vrouw die niet goed raad weet met al haar problemen, haar emoties en gevoelig is voor hoe men over haar denkt. Haar houding in de relatie met de aangever en psychosociaal functioneren zijn de criminogene factoren. De beschermende factoren zijn op dit moment beperkt aanwezig maar het feit dat zij sinds januari 2021 in beeld is bij Jeugdbescherming west en een coach heeft, is positief. Samen met haar coach zoekt zij naar een zinvolle dagbesteding en krijgt zij praktische ondersteuning bij bijvoorbeeld haar schulden. Tevens onderzoekt de jeugdreclasseringswerker of de verdachte een eigen woonplek kan krijgen zodat zij tot rust kan komen. De verdachte ervaart stress en spanningen in verband met de schulden, geen inkomsten, haar toekomstperspectief en de thuissituatie. De mate van onmacht is hoog bij de verdachte.
Voor de verdachte is van belang dat het persoonlijkheidsonderzoek vooraf plaatsvindt en dat van daaruit een behandelplan wordt opgesteld. Diagnostiek en behandeling bij de instelling [instelling] zou daarom passend zijn voor de verdachte en haar problematiek. Daarnaast is inzet op een zinvolle dagbesteding en begeleid wonen een voorwaarde om meer stabiliteit in het leven van de verdachte te krijgen.
De reclassering is van mening dat het reclasseringstoezicht voortgezet dient te worden om de kans op recidive te beperken en in te zetten op de diverse leefgebieden en met name op psychosociaal functioneren. Het voortzetten van de reeds lopende strafrechtelijke kaders biedt stabiliteit waarin de verdachte voor een langere tijd begeleid kan worden en de uitgezette trajecten gewaarborgd blijven. Omdat zij zich wisselend opstelt, vermijdend is en soms hulpverlening afwijst, is het wenselijk de verdachte in een gedwongen kader te begeleiden. Geadviseerd wordt om de verdachte volgens het jeugdstrafrecht te berechten en haar een deels voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden.
De deskundige [deskundige] , werkzaam bij de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, heeft ter zitting naar voren gebracht dat de verdachte kwetsbaar is. Zij is af en toe zelfbepalend, heeft rigide denkpatronen en heeft moeite met reflectie. Het lukt de verdachte niet goed om op een normale manier te functioneren. Zij heeft geleerd om voor zichzelf te zorgen waardoor zij het lastig vindt om hulp te accepteren. [instelling] heeft de verdachte onderzocht en er zijn aanwijzingen voor ADHD, maar de definitieve diagnose is nog niet vastgesteld. Behandeling is ingezet en de verdachte is sinds kort gestart met EMDR om haar trauma’s te verwerken. De verdachte is bovendien aangemeld voor Yes We Can. Daar is echter een wachtlijst voor en het is nog niet bekend wanneer de verdachte terecht kan. De deskundige geeft ook aan dat het contact tussen de coach en de verdachte moeizaam verloopt.
Toepassing van het jeugdstrafrecht
De rechtbank kan – ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren maar nog niet die van 23 jaren heeft bereikt – het jeugdstrafrecht toepassen.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd toen zij de leeftijd van 18 jaren had bereikt. Gelet op de genoemde rapportages, de gegeven adviezen en de geschetste persoonlijkheid van de verdachte, zal de rechtbank ten aanzien van het bewezenverklaarde op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht het jeugdstrafrecht toepassen.
Redelijke termijn
De redelijke termijn waarbinnen een jeugdstrafzaak moet zijn afgedaan is zestien maanden. In deze zaak is die termijn met drie maanden overschreden. De rechtbank heeft deze overschrijding in strafmatigende zin meegewogen.
Strafmodaliteit en strafmaat
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf rekening gehouden met de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de justitiële documentatie, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die blijken uit het reclasseringsadvies en hetgeen door betrokkenen ter zitting naar voren is gebracht. De rechtbank zal aan de verdachte een jeugddetentie van 18 dagen opleggen met aftrek van de dagen die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke taakstraf van 20 uur opleggen met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Het is in het belang van de verdachte dat zij nog langer begeleid en ondersteund wordt door de jeugdreclassering. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

7.Beslag

7.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen fietsen verbeurd te verklaren en de sloten te vernietigen.
7.2
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht om de in beslaggenomen fietsen terug te geven aan de verdachte.
7.3
Beoordeling
De in beslag genomen fietsen en sloten zullen worden verbeurd verklaard. Het onder 4 bewezen feit is met betrekking tot deze voorwerpen begaan.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
33, 33a, 63, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 285, 310 en 420quater van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan en kwalificeert dit als
2.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
3.
diefstal
4.
schuldwitwassen
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt haar daarvan vrij;
straf
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentievoor de duur van
18 (achttien) dagen;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van de haar opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
legt de verdachte voorts op
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 2
0 (twintig) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
10 (tien) dagen;
bepaalt dat deze taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door Jeugdbescherming west te bepalen tijdstippen zal melden bij Jeugdbescherming west op het adres Neherkade 3054, 2521 VX Den Haag, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- meewerkt aan diagnostiek bij [instelling] of soortgelijke zorgverlener en, indien geïndiceerd,
laat zij zich behandelen door [instelling] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door Jeugdbescherming west;
- mee werkt aan het zoeken naar een gepaste instelling voor begeleid wonen. Zij verblijft in
een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door Jeugdbescherming west. Het verblijf start wanneer zij geschikt bevonden is. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als Jeugdbescherming west nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met Jeugdbescherming west voor haar heeft opgesteld;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij Jeugdbescherming west zo vaak en zolang als Jeugdbescherming west dit noodzakelijk acht.
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beslag
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 4:
6 STK Slot (Omschrijving: 2591516)
1. STK Fiets Dames (Omschrijving: 2591512, paars, merk: Avenue)
1. STK Fiets Dames (Omschrijving: 2591515, zwart, merk: Gazelle)
1. STK Fiets Dames (Omschrijving: 2591514)
1. STK Fiets Dames (Omschrijving: 2591513, Merida Freesport)
voorlopige hechtenis
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R. van Zeijst-Repelaer van Driel, kinderrechter, voorzitter,
mr. H.J.M. Smid-Verhage, kinderrechter,
en mr. D.L.S. Ceulen, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.J. van Heel, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 13 oktober 2022.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
zij, verdachte, in of omstreeks de periode van 14 december 2020 tot en met 15 december 2020 te ‘s-Gravenhage, in ieder geval in Nederland, door inlichtingen [betrokkene 2 ] en/of één of meer (andere) personen die de
Snapchatberichten en/of - verhaallijn van verdachte kunnen bekijken heeft bewogen een misdrijf te begaan, te weten het tezamen en in vereniging, althans alleen, opzettelijk door geweld en/of bedreiging met geweld die [slachtoffer 2]
:
- te beroven van een geldbedrag (van 20.000 euro) (art. 312 / 317 Wetboek van Strafrecht) en/of
- te dwingen tot het ter beschikking stellen van de gegevens van zijn internetbankieren (art. 317 Wetboek van Strafrecht)
immers heeft verdachte, toen en daar op haar Snapchataccount berichten met de volgende inhoud gepost:
- de naam en/of het woonadres en/of het telefoonnummer van die [slachtoffer 2] en/of
- het bedrag van het maandinkomen en/of het saldo van de bankrekening (20.000 euro) van die [slachtoffer 2] ;
2
zij op of omstreeks 15 december 2020 te ’s-Gravenhage [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] (in een chatbericht) dreigend de woorden toe te voegen "
Walou, neem alv afscheid vanje mensen op mijn moeder jij gaat eraf en niemand gaat wat kunnen maken bij mij, [betrokkene] staat achter mij dus we zien wel ", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking
3
zij op of omstreeks 13 mei 2021 te ’s-Gravenhage een fiets (merk Rockrider), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
zij op of omstreeks 14 mei 2021 te ’s-Gravenhage, althans in Nederland, een of meerdere voorwerp(en), te weten
- een fiets (merk Avenue, kleur paars)
- een fiets (merk Gazelle, kleur zwart)
- een fiets (merk Altec London, kleur wit)
- een fiets (merk Merida Freesport, kleur paars)
- zes ringsloten,
voorhanden heeft gehad, terwijl zij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze voorwerp(en) redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dat/deze voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk –
afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Bijlage II
Bewijsmiddelen
Feiten 2 en 4
-1.
De verklaring van de verdachte op de zitting van 29 september 2022, inhoudende:
Het klopt dat ik het bericht ‘Walou, neem alv afscheid vanje mensen op mijn moeder jij gaat eraf en niemand gaat wat kunnen maken bij mij, [betrokkene] staat achter mij dus we zien wel’ heb verstuurd naar [slachtoffer 2] . Ik wilde dat hij klappen kreeg.
Ik hield er rekening mee dat de fietsen gestolen waren.
-2.
Het proces-verbaal van politie nummer [PL nummer] (pagina 40-47 van zaaksdossier [PL nummer] ), inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 2] :
Ik heb u berichten toegestuurd waarin [verdachte] mij bedreigt met de tekst neem maar afscheid van je familie. Ik heb [betrokkene] achter mij staan.
-3.
Het proces-verbaal van politie nummer [PL nummer] (pagina 61-65 van zaaksdossier [PL nummer] ), inhoudende als relaas van de verbalisant [verbalisant 1] :
Ik had op 15 december 2020, te 18.14 uur een aangifte ter zake bedreiging opgenomen
van [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 2] .
Tijdens het verhoor vroeg ik aan [slachtoffer 2] wie [verdachte] was waar hij eerder over
verklaarde. [slachtoffer 2] verklaarde dat [verdachte] een vriendin van hem was met wie hij vroeger
omging. [verdachte] zou volledig heten [verdachte] (fonetisch geschreven), zij zou
wonen op aan de [adres 2] . [slachtoffer 2] verklaarde dat
[verdachte] contact met hem zocht en dat hij hier niet op reageerde. [slachtoffer 2] verklaarde dat
[verdachte] een bericht naar hem had gestuurd met de volgende tekst:" Neem maar afscheid
van je familie. Ik [betrokkene] achter mij staan."
-4.
Het proces-verbaal van politie nummer [PL nummer] (pagina 22 van zaaksdossier [PL nummer] ), inhoudende als relaas van de verbalisant [verbalisant 2] :
Op 14 mei 2021, was ik samen met collega [verbalisant 3] , belast met het kijken in een woning en een kelderbox aan de [adres 2] . Dit naar aanleiding van het aanhouden van [verdachte] terzake heling. Tijdens de fouillering troffen collega's de sleutels van de kelderbox aan. Middels een machtiging zijn wij de woning aan de [adres 2] binnengegaan. Alhier troffen wij niets ter zake dienend aan. In de kelderbox trof ik 4 fietsen en 6 opengebroken ringsloten aan. Twee fietsen miste het ringslot, bij de twee andere fietsen zag ik wel een ringslot, ik zag dat de sloten open waren maar er ontbrak een sleutel. De 4 fietsen en 6 sloten zijn inbeslaggenomen.
-5.
Het proces-verbaal van politie nummer [PL nummer] -10 (pagina 26-35 van zaaksdossier [PL nummer] ), inhoudende als verklaring van verdachte:
V: Wat heeft u gestald in de schuurtje/kelder?
A: Volgens mij stonden daar nog vier fietsen. Ik ben een beetje kleurenblind maar ik denk dat er een fiets groen/grijs was en een rode en een fiets was zwart met witte letters en nog een zwarte met rode zadel.
V: In de kelderbox troffen politieambtenaren 4 fietsen en 6 opengebroken ringsloten aan. Hoe komen die fietsen daar?
A: Paar van die sloten waren al oud. Ik denk van december. Ik heb die fietsen gekregen. Omdat ik geld nodig en ik ging rond vragen of er fietsen waren die niet gebruikt werden om geld te verdienen.
De inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen is telkens zakelijk weergegeven.
Wanneer hiervoor is verwezen naar een proces-verbaal van politie is - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebezigd voor het bewijs van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
Bijlage III
Opgave van bewijsmiddelen
Feit 3
-1. De verklaring van de verdachte op de zitting van 29 september 2022;
-2. Het proces-verbaal van politie nummer [PL nummer] (pagina 13-19 van zaaksdossier [PL nummer] ), inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 4] .
Alle hierboven genoemde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.