6.3Het oordeel van de rechtbank
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een bedreiging door met een BB-gun voor de woning van het slachtoffer te staan en te dreigen. De bedreiging is voor het slachtoffer angstaanjagend geweest. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de heling van een snorfiets. Op die manier heeft de verdachte er aan bijgedragen dat de snorfiets buiten het bereik van de rechtmatige eigenaar bleef. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
7 september 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder vermogensdelicten.
Persoon van de verdachte
Fivoor heeft een reclasseringsrapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 17 juli 2021. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
Psychiater dr. [psychiater] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 12 april 2021. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Vanuit zijn verstandelijke beperking en achterblijvende sociaal-emotionele ontwikkeling is de verdachte minder dan de gemiddelde leeftijdsgenoot in staat de ernst en consequenties van zijn gedrag te kunnen overzien. Door zijn eerdere psychotraumata is hij overalert en reageert hij overmatig sensitief op ervaren bedreiging. Hij is vanuit zijn verstandelijke beperking en normoverschrijdende gedragsstoornis minder dan een gemiddelde leeftijdsgenoot in staat tot emotieregulatie. Hoewel de verdachte op basaal niveau kennis heeft van goed en kwaad, is hij in zijn keuzevrijheid rondom het handelen beperkt geweest. Geadviseerd wordt om de verdachte het ten laste gelegde feit 2, bij bewezenverklaring, in een verminderde mate toe te rekenen. Bij de diefstal of heling speelt zijn impulsiviteit en verstoorde emotieregulatie in ieder geval niet duidelijk een rol. De psychiater ziet daarom weinig redenen om te adviseren tot verminderde toerekenbaarheid.
Het recidiverisico op gewelddadig gedrag wordt ingeschat als matig.
Toepassing van jeugdstrafrecht wordt geadviseerd.
Ter vermindering van zijn als 'matig' ingeschat recidiverisico wordt geadviseerd om in te zetten op intensieve begeleiding en behandeling vanuit een ambulant forensisch psychiatrische instelling waarbij rekening wordt gehouden met zijn verstandelijke beperking. Begeleiding dient zo concreet mogelijk gericht te zijn op gedragsverandering en reguleren van agressieve impulsen. Ook is het verkrijgen van een gestructureerde dagbesteding in de vorm van (vrijwilligers)werk of studie van groot belang om de verdachte op positieve manier te versterken in zijn eigenwaarde en toekomstperspectief. Verwerking van de psychotraumata kan door specifieke traumatherapie worden aangepakt. Voor de toekomst zou met de verdachte en zijn moeder onderzocht moeten worden of gedacht moet gaan worden aan een vorm van begeleid of beschermd wonen. De behandeling zou vanuit een specialistische instelling zoals Fivoor of het Palmhuis vormgegeven kunnen worden. Toezicht door reclassering is noodzakelijk, waarbij voortzetting van het ITB Harde Kern project wordt geadviseerd.
GZ-psycholoog drs. [GZ psycholoog] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 23 maart 2021. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Bij de verdachte is als gevolg van een posttraumatische stressstoornis sprake van wantrouwen en een verhoogde waakzaamheid in sociale relaties. Bij het eerste en tweede ten laste gelegde waren zijn wantrouwen en angst voor mishandeling geactiveerd. Zijn emoties liepen hoog op, tot het zoeken van een adequate oplossing voor de situatie was hij niet in staat, omdat zijn angst en wantrouwen in combinatie met zijn zwakke verstandelijke capaciteiten een juiste oordeelsvorming bemoeilijkten. Voorts beschikt hij door zijn zwakke cognitieve vaardigheden over te weinig copingmechanismen om dergelijke situaties adequaat op te lossen. Tenslotte wordt hij door de lacunaire gewetensfunctie onvoldoende van binnenuit weerhouden van grensoverschrijdend gedrag. Het eerste en tweede ten laste gelegde kan de verdachte vanuit gedragskundig oogpunt in een verminderde mate dienen te worden toegerekend. De psycholoog kan zich niet uitlaten over het derde ten laste gelegde nu de verdachte dat feit ontkent.
Toepassing van het jeugdstrafrecht is geïndiceerd.
Er is een hoog recidiverisico. Ter voorkoming van recidive en ter bevordering van een gunstige ontwikkeling van de verdachte is het volgende van belang:
1. behandeling van de posttraumatische stressstoornis en de normoverschrijdende gedragsstoornis bij bijvoorbeeld het Palmhuis;
2. continuering van het ITB-traject;
3. vinden van dagbesteding/scholing/werk;
4. vermijden van 'verkeerde' vrienden;
5. wat betreft de verdere toekomst is het van belang in het oog te houden of de verdachte wel op eigen benen kan staan en of te zijner tijd niet gedacht zou moeten worden aan een vorm van beschermd wonen.
De deskundige [deskundige] , werkzaam bij de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat zij de verdachte sinds een half jaar begeleidt. De verdachte is niet met zijn behandeling begonnen. Hij heeft het ITB Harde Kern traject wel goed doorlopen. Hij hield zich aan alle afspraken. De deskundige heeft de verdachte aangemeld voor begeleid wonen buiten de regio Den Haag. De verdachte wil graag buiten de regio gaan wonen.
Toerekeningsvatbaar
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen voor wat betreft de toerekeningsvatbaarheid over en acht de verdachte daarom verminderd toerekeningsvatbaar voor feit 2.
Toepassing van het jeugdstrafrecht
De rechtbank kan – ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren maar nog niet die van 23 jaren heeft bereikt – het jeugdstrafrecht toepassen.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd toen hij de leeftijd van 18 jaren had bereikt. Gelet op de genoemde rapportages, de gegeven adviezen en de geschetste persoonlijkheid van de verdachte, zal de rechtbank ten aanzien van het bewezenverklaarde op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht het jeugdstrafrecht toepassen.
Redelijke termijn
De redelijke termijn waarbinnen een jeugdstrafzaak moet zijn afgedaan is zestien maanden. In deze zaak is die termijn met drie maanden overschreden. De rechtbank heeft deze overschrijding in strafmatigende zin meegewogen.
Strafmodaliteit en strafmaat
De rechtbank heeft gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken. Gezien de ernst van de feiten zal de rechtbank aan de verdachte een jeugddetentie opleggen van 14 dagen, met aftrek van de dagen die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast zal de rechtbank aan de verdachte een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, van 20 uur opleggen. De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur van de op te leggen straffen rekening gehouden met het tijdsverloop, de periode dat de verdachte zich aan de bijzondere voorwaarden (waaronder ITB Harde Kern) heeft moeten houden en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Nu de jeugdreclassering en de deskundigen begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk achten, zal de rechtbank de voorgenomen taakstraf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.