Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
mr. C.H.C. van Bakel, advocaat te Ouderkerk aan de Amstel, en voor [gedaagde] door de advocaat voornoemd.
1.De procedure
- de op 27 december 2021 aan [gedaagde] betekende dagvaarding, met producties 1 tot en met 16;
- de conclusie van antwoord, tevens akte houdende productie 1;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 8 september 2022.
2.De feiten
met onmiddellijke ingang na ontvangst van deze briefiedere inbreuk op de Puma-merken heeft gestaakt en gestaakt zal houden, waaronder begrepen, maar niet beperkt tot, het aanbieden van kledingstukken met de Puma-merken, deze in de handel brengen, of daartoe met die doelen in voorraad hebben, het invoeren of uitvoeren van kledingstukken onder de Puma-merken, en het gebruik van de Puma-merken in stukken voor zakelijk gebruik en in advertenties voor kledingstukken, of anderszins op inbreukmakende wijze gebruik van de Puma-merken;
binnen vijf dagen na dagtekening van deze briefeen schriftelijk waarheidsgetrouw, leesbaar en volledig overzicht te overleggen van:
binnen vijf dagen na dagtekening van deze briefalle reeds geplaatste bestellingen van de Inbreukmakende Kledingstukken te rectificeren, ondersteund door relevante documentatie en/of bewijsstukken van deze rectificaties;
binnen tien dagen na dagtekening van deze briefalle overgebleven en/of geretourneerde voorraad van de Inbreukmakende Kledingstukken ter vernietiging op uw kosten af staan aan Puma op een nader te bepalen locatie;
binnen vijf dagen na dagtekening van deze brief bij wijze van voorschoteen bedrag van EUR 5.000,- (vijfduizend euro) zal overmaken (….)’
meer – het volgende laten weten aan de advocaat van Puma:
[op 18 februari 2020]
[op 19 februari 2020, nadat de advocaat van Puma had gevraagd of [gedaagde] maandelijks méér zou kunnen betalen]:
‘Nee, dit kan niet. Cliënt kan het door u gevraagde niet opbrengen. Ik heb u het maximaal haalbare al voorgehouden (…)’
- op 15 september 2020 maakte [gedaagde] drie keer een bedrag van € 638,12 op een bankrekening van [A] over;
- deze betalingen hadden – onder meer – betrekking op de hieronder afgebeelde negen trainingspakken, die op 13 september 2020 door [gedaagde] bij [A] waren besteld en die [A] in China had betrokken.
- dat [gedaagde] op 5 januari 2020 een bedrag van € 45,--, op 28 juli 2020 bedragen van € 80,-- en € 45,--, op 25 augustus 2020 drie keer een bedrag van € 700,-- en op 8 september 2020 een bedrag van € 70,-- op een bankrekening van [A] had overgemaakt;
- dat deze betalingen plaatsvonden in verband met bestellingen van kledingstukken, afkomstig uit China, waarop tekens waren aangebracht gelijk aan merken van andere merkhouders dan Puma;
- dat dit aanbrengen was gebeurd zonder toestemming van die merkhouders en dat de betreffende tekens waren ‘nagemaakt’;
- dat de bestelling van [gedaagde] van 13 september 2020, naast de hiervoor (onder 2.10) genoemde en afgebeelde namaak Puma-trainingspakken, ook op dergelijke kledingstukken betrekking had.
3.Het geschil
I.
primair: [gedaagde] beveelt om met onmiddellijke ingang na betekening van het vonnis iedere directe, indirecte en/of gefaciliteerde inbreuk op de in de dagvaarding genoemde merkrechten van Puma (op de Puma-merken) te staken en gestaakt te houden, waaronder begrepen het staken en gestaakt houden van het vervaardigen, in de handel brengen, invoeren, uitvoeren of gebruiken, alsmede het voor deze doeleinden in voorraad hebben van de in de dagvaarding genoemde Inbreukmakende Puma Kledingstukken en van andere kledingstukken met daarop een teken dat verwarringwekkend overeenstemt met de merken van Puma;
subsidiair: [gedaagde] beveelt om met onmiddellijke ingang na betekening van het vonnis in Nederland iedere inbreuk op de in de dagvaarding genoemde auteursrechten van Puma (op de Puma-logo’s) te staken en gestaakt te houden, waaronder begrepen het staken en gestaakt houden van het openbaarmaken en verveelvoudigen van de in de dagvaarding genoemde Inbreukmakende Puma Kledingstukken en van andere goederen waarop de logo’s van Puma zijn aangebracht;
II.
veroordeelt om op eigen kosten binnen één maand na betekening van het vonnis aan de advocaten van Puma schriftelijk opgave te doen, gerangschikt per type/soort/kleur product en per leverancier, producent of distributeur en commerciële afnemer, en gestaafd met goed leesbare en niet-geanonimiseerde kopieën van alle relevante brondocumenten (in ieder geval, maar niet beperkt tot, facturen, paklijsten, vrachtbrieven, orders, orderbevestigingen, voorraadadministraties op alle relevante data, douanestukken, e-mails en overige correspondentie), van:
a. de leverancier(s), maker(s), producent(en), distributeur(s), verkoper(s), vervoerder(s) en afnemer(s) (niet zijnde consumenten), van de in de dagvaarding bedoelde Inbreukmakende Puma Kledingstukken, die zijn vervaardigd, aangeboden, in de handel gebracht, ingevoerd, uitgevoerd, gebruikt en/of voor deze doeleinden in voorraad zijn of zijn gehouden;
b. de aan hem aangeboden dan wel geleverde totale aantallen van de in de dagvaarding bedoelde Inbreukmakende Puma Kledingstukken, onder vermelding van de inkoopprijzen en leverdata;
c. het aantal van de in de dagvaarding bedoelde Inbreukmakende Puma Kledingstukken die hij aan commerciële afnemers en/of aan consumenten heeft verkocht en/of geleverd, onder vermelding van de verkoopprijzen en verkoop-/leverdata;
d. de hem met de verkoop van de in de dagvaarding bedoelde Inbreukmakende Puma Kledingstukken behaalde totale bruto-omzet en de behaalde brutowinst;
III.
veroordeelt tot betaling aan Puma van een dwangsom ter hoogte van € 1.000,-- voor iedere dag of gedeelte van een dag dan wel – ter keuze van Puma – € 200,-- voor ieder Inbreukmakend Puma Kledingstuk, waarmee [gedaagde] geheel of gedeeltelijk in strijd handelt met de onder I. en/of II gevorderde verboden en bevelen, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 20.000,--, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen dwangsom;
IV.
gebiedt om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis de volledige voorraad van de in de dagvaarding bedoelde Inbreukmakende Puma Kledingstukken zich bevindend onder [gedaagde] dan wel onder één of meer derden ten behoeve van [gedaagde] , op een nader door Puma te geven locatie om niet aan Puma over te dragen ter vernietiging op kosten van [gedaagde] ;
V.
veroordeelt tot betaling aan Puma van een dwangsom ter hoogte van € 1.000,-- voor iedere dag of gedeelte van een dag dan wel – ter keuze van Puma – € 200,-- voor ieder Inbreukmakend Puma kledingstuk, waarmee [gedaagde] geheel of gedeeltelijk in strijd handelt met het onder IV. gevorderde gebod, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van
€ 20.000,--, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen dwangsom;
VI.
de schade van Puma vaststelt op een forfaitair bedrag van € 5.000,--, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
VII.
beveelt zijn verplichtingen uit de onthoudingsverklaring d.d. 17 februari 2020 na te komen en de boetebedragen die hij heeft verbeurd naar aanleiding van het (herhaalde) onrechtmatig gebruik van de merken van Puma te voldoen, meer specifiek [gedaagde] beveelt te betalen aan Puma € 10.000,-- dan wel € 1.000,-- voor iedere dag dat hij in strijd heeft gehandeld met de onthoudingsverklaring, door de rechtbank in goede justitie te bepalen;
VIII.
beveelt het resterende deel van de totale vordering van € 5.000,-- ineens te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van vernietigen;
IX.
veroordeelt tot betaling aan Puma binnen zeven dagen na betekening van het vonnis van de volledige door Puma gemaakte proceskosten ex artikel 1019h Rv [2] , voor zover het gaat om de vorderingen die zien op handhaving van intellectuele eigendomsrechten, en de door Puma gemaakte proceskosten, voor zover het gaat om haar overige vorderingen, vermeerderd met de nakosten in het geval dat betekening van het vonnis nodig blijkt, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van zeven dagen na de datum van het vonnis.
4.De beoordeling
Bevoegdheid
Het is mij bekend dat [gedaagde] door Puma wordt aangemerkt als “handelaar” in namaak Puma kleding en dat Puma daarom flinke betalingen van [gedaagde] verlangt. Puma heeft [gedaagde] hier 13 november 2020 een sommatiebrief over gestuurd.
Ten aanzien van de transactie waar Puma aanstoot aan neemt – een aankoop van 9 trainingspakken door [gedaagde] bij [A] – was geen sprake van “handel” door [gedaagde] . Ik heb samen met [gedaagde] , en een aantal andere personen, geld ingelegd om gezamenlijk voor ons eigen gebruik een aantal trainingspakken te kopen bij [A] . Als we dat ineens/samen zouden doen, kregen we korting van [A] . Ieder betaalde dus voor zijn eigen trainingspak. Ieder heeft zij eigen deel aan [gedaagde] betaald; [gedaagde] betaalde het door aan [A] en ontving de gezamenlijke bestelling van [A] . [gedaagde] heeft hier niets mee verdiend. Op 2 december 2020 heeft [gedaagde] een foto van mij in mijn trainingspak aan Puma toegestuurd ten bewijze van zijn verklaring over de aankoop bij [A] . Nu Puma hier geen genoegen mee neemt, geef ik aanvullend deze schriftelijk verklaring.’
iedere inbreuk, omdat Puma niet heeft toegelicht wat verstaan moet worden onder ‘indirecte merkinbreuk’ en ‘gefaciliteerde merkinbreuk’. De rechtbank begrijpt dat Puma met ‘gebruiken’, gelet op de tekst van het op 13 november 2020 aan [gedaagde] voorgelegde document (zie hiervoor onder 2.13), bedoelt ‘gebruiken in stukken voor zakelijk gebruik en in advertenties’ en zij met ‘het voor deze doeleinden in voorraad hebben’ het oog heeft op de doeleinden ‘aanbieden of in de handel brengen’. Het op te leggen stakingsbevel zal aldus worden gepreciseerd. Voor wat betreft de Uniemerken, zal het bevel aan het territoir van de Europese Unie worden verbonden en, voor wat betreft de internationale merkregistratie met gelding in de Benelux en het Beneluxmerk, aan het territoir van de Benelux.
€ 1.000,-- voor
iedere dag of ieder dagdeel[cursivering door rechtbank] die/dat hij zijn toezegging om merkinbreuk te staken, niet nakomt.
€ 15.409,50 (€ 8.331,-- + € 4.413,50 + € 2.655,--) aan honoraria van haar advocaten. De door Puma betaalde verschotten bestaan, zo begrijpt de rechtbank, uit een bedrag van
€ 134,94 aan deurwaarderskosten en een bedrag van € 2.837,-- aan griffierecht.
5.De beslissing
€ 1.000,-- voor iedere dag of gedeelte van een dag, dan wel – ter keuze van Puma – € 200,-- voor ieder product waarop/waarmee [gedaagde] geheel of gedeeltelijk in strijd handelt met het onder 5.1 weergegeven bevel en voor iedere dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde] geen gevolg geeft aan de onder 5.2 weergegeven veroordeling, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 20.000,--;