Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 9 september 2020, met producties 1 tot en met 41;
- de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie, met producties 1 tot en met 21;
- het tussenvonnis van 10 november 2021 waarin een mondelinge behandeling is bevolen;
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende eiswijziging, met producties 42 tot en met 58;
- het B8-formulier van de zijde van de vrouw van 30 december 2021, met producties 59 tot en met 94;
- de ambtshalve beschikking van deze rechtbank van 16 februari 2022, waarin een datum voor een mondelinge behandeling is bepaald;
- het B8-formulier van de zijde van de vrouw van 28 februari 2022, met daarbij gevoegd producties 95 tot en met 99;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 9 maart 2022 en de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
proces-verbal de constat, d’inventaire et d’enlevement de biens’ heeft een deurwaarder op 21 mei 2019 op verzoek van de werkgever van de vrouw in aanwezigheid van de man de woning in Mali bezocht en een inventaris van de inboedel opgesteld.
3.Het geschil
In conventie
primairde man veroordeelt om binnen 30 dagen na afgifte van dit vonnis onder verbeurte van een dwangsom inzage te geven in de omvang van de vermogensbestanddelen die hij onder zich heeft, waarbij hij in ieder geval het volgende in het geding brengt:
legal opinionovergelegd afkomstig van een Burkinese advocaat, [de Burkinese advocaat] . De (eveneens door de vrouw overgelegde vertaling van deze)
legal opinionluidt als volgt, voor zover hier relevant:
- Zij kunnen kiezen voor de optie van de scheiding van de goederen
- Zij kunnen een huwelijkscontract sluiten waarin aangegeven is welke goederen tot de gemeenschap van goederen behoren
- Zij kunnen beslissen tot gemeenschap van goederen
- De winsten en salarissen van de echtgenoten
- De goederen door de echtgenoten verkregen gedurende het huwelijk
- (…)
- De besparingen die behaald zijn door de vruchten en inkomsten van de gezamenlijke goederen (artikel 319 van de wet op personen en de familie)
- De schulden aangegaan voor de huishouding en de opvoeding van de kinderen
- (…)
legal opiniongegeven uitleg daarover niet betwist. Hij heeft wel de gestelde peildatum betwist en aangevoerd dat hij eerst bij ontvangst van de dagvaarding in deze procedure van 9 september 2020 heeft kennisgenomen van de echtscheidingsbeschikking althans het verzoek tot echtscheiding.
régime des biens communsblijkt dat eventuele verkrijgingen tijdens het huwelijk gemeenschappelijk zijn en dat de activa en passiva die tot de gemeenschap behoren na de echtscheiding bij helfte tussen partijen moeten worden verdeeld. Ingevolge artikel 319-322 van de Burkinese Personen en familiewet behoort tot het gemeenschappelijk vermogen: winsten en salarissen van de echtgenoten, (on)roerende goederen tijdens huwelijk, tegen betaling verkregen vermogensverkrijging tijdens huwelijk, gemeenschappelijke verkrijgingen om niet, schulden aangegaan voor de huishouding en opvoeding van de kinderen.
a) appartement in [plaats 2]
e/obetaalrekening o.n.v. beide partijen
e/oDirectrekening o.n.v. beide partijen
het huis aan de [adres 2] (ter waarde van € 238.000), en de kavel die de vrouw kreeg toen ze de Burkinese nationaliteit verkreeg (ter waarde van €1.066), derhalve € 239.066 in totaal;
legal opinionvolgt dat partijen gedurende het huwelijk in beginsel ieder voor de helft dienen deel te nemen in de vruchten en lasten verbonden aan de gemeenschap en dat geen enkele echtgenoot ten koste van de ander mag leven vanaf de dag dat het echtscheidingsbesluit definitief is geworden. Wat de vrouw hem na de scheiding verschuldigd zou zijn heeft de man in dat licht onvoldoende toegelicht. Daar komt bij dat uit de overgelegde bankafschriften blijkt dat de kosten van de huishouding inclusief woonlasten en verzekeringen steeds, en ook nog tot op heden, van de gezamenlijke rekening of van de privérekening van de vrouw zijn betaald. De vrouw heeft voorts (onweersproken) aangevoerd dat het Burkinese recht niet van toepassing is op alimentatie, dat een dergelijk verzoek niet in onderhavige procedure thuishoort en dat zij ook na de peildatum geheel onverplicht kosten van levensonderhoud van de man heeft betaald (en nog betaalt). De man heeft ter zitting niet weersproken dat hij geen kosten had voor huur, water en elektra toen hij nog in de [de Woning] in Mali woonde (omdat deze door de werkgever van de vrouw werden voldaan) en dat hij niets heeft bijgedragen in de woonlasten van de vrouw zelf. De vrouw heeft in dit verband nog betoogd dat zij het gezin niet onverzorgd en hulpeloos heeft achtergelaten, waartegen de man evenmin iets heeft ingebracht.
5.De beslissing
- beveelt de rechtbank de man om de hiervoor bedoelde verkoopmakelaar toegang te verschaffen en zijn/haar aanwijzingen om der verkoop te bespoedigen op te volgen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000 voor iedere keer dat hij dat, na daartoe schriftelijk gemaand te zijn, nalaat, totdat een maximum van € 25.000 zal zijn verbeurd;
- machtigt de rechtbank de vrouw om, indien de man zijn medewerking daaraan onthoudt, namens hem in overleg met de makelaar de verkoopovereenkomst op te stellen en te ondertekenen voor de verkoop en levering van het appartement in [plaats 2] en