Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 oktober 2022 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een Pakistaanse nationaliteit hebbende man, zijn asielaanvraag in Nederland had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat België verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Dit besluit is genomen op basis van de Dublinverordening, die bepaalt dat de lidstaat waar de asielzoeker eerder een aanvraag heeft ingediend, verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft de zaak op 6 oktober 2022 behandeld, waarbij de verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.
De rechtbank overweegt dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de asielprocedure of de opvangvoorzieningen in België zodanige tekortkomingen vertonen dat overdracht zou leiden tot een schending van zijn rechten onder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) of het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank volgt het standpunt van de verweerder dat België zijn verdragsverplichtingen zal nakomen en dat de eiser niet heeft aangetoond dat hij een reëel risico loopt op een onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking. De zaak is relevant voor het bestuursrecht en het vreemdelingenrecht, met specifieke verwijzingen naar de Vreemdelingenwet 2000 en de Dublinverordening.