ECLI:NL:RBDHA:2022:10503

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 oktober 2022
Publicatiedatum
13 oktober 2022
Zaaknummer
NL22.17255
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een verzoek om asiel en de overdracht aan België onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 oktober 2022 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een Pakistaanse nationaliteit hebbende man, zijn asielaanvraag in Nederland had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat België verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Dit besluit is genomen op basis van de Dublinverordening, die bepaalt dat de lidstaat waar de asielzoeker eerder een aanvraag heeft ingediend, verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft de zaak op 6 oktober 2022 behandeld, waarbij de verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.

De rechtbank overweegt dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de asielprocedure of de opvangvoorzieningen in België zodanige tekortkomingen vertonen dat overdracht zou leiden tot een schending van zijn rechten onder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) of het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank volgt het standpunt van de verweerder dat België zijn verdragsverplichtingen zal nakomen en dat de eiser niet heeft aangetoond dat hij een reëel risico loopt op een onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking. De zaak is relevant voor het bestuursrecht en het vreemdelingenrecht, met specifieke verwijzingen naar de Vreemdelingenwet 2000 en de Dublinverordening.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.17255

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. O.C. Bondam),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij besluit van 31 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat België verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL22.17256, op 6 oktober 2022 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Pakistaanse nationaliteit te hebben. Hij heeft op 21 februari 2022 asiel aangevraagd in Nederland.
2. Verweerder heeft deze asielaanvraag niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw. [1] Volgens verweerder zijn de autoriteiten van België verantwoordelijk voor de behandeling van eisers asielaanvraag, omdat hij al eerder in België asiel heeft aangevraagd. Verweerder heeft een verzoek om terugname gedaan op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d, van de Dublinverordening. [2] België heeft dit verzoek op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder c, van de Dublinverordening geaccepteerd.
3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit, en voert daartoe het volgende aan. Hij mocht erop vertrouwen dat Nederland zijn asielaanvraag in behandeling zou gaan nemen, nu hij van 20 april 2022 tot 9 augustus 2022 zonder noodzaak in het ongewisse is gelaten over het feit dat België de Dublinclaim al op 20 april 2022 had geaccepteerd. In dit verband verwijst eiser naar artikel 20, vierde lid, van de Dublinverordening. Daarnaast loopt hij een reëel risico op een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest. [3] Bij overdracht naar België zal hij namelijk niet in de opvang terecht komen door structurele problemen in de opvang. Ter onderbouwing heeft eiser verschillende artikelen overgelegd. [4] De structurele tekortkomingen zijn met name van toepassing op eiser als alleenstaande man met medische problemen. [5]
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat België verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers verzoek om internationale bescherming.
5. Ter zitting heeft verweerder het standpunt ingenomen dat de omstandigheid dat eiser pas op 9 augustus 2022 kennis heeft genomen van het feit dat België de Dublinclaim had geaccepteerd op 20 april 2022 geen aanleiding is om aan te nemen dat hij niet zou worden overgedragen aan België. Dit omdat de uiterste overdrachtstermijn nog niet was verstreken. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt.
6. Uitgangspunt is dat verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan mag uitgaan dat België zijn verdragsverplichtingen zal nakomen en dat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat dit anders is. Hier is eiser niet in geslaagd.
7. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de asielprocedure of de opvangvoorzieningen in België zodanige structurele tekortkomingen vertonen dat overdracht zal leiden tot een schending van artikel 3 EVRM [6] of artikel 4 van het Handvest. De door eiser overgelegde artikelen zijn daartoe niet voldoende. De artikelen maken weliswaar melding van capaciteitsproblemen in de asielopvang in België, maar verder blijkt ook dat asielzoekers hun recht op opvang via de rechter kunnen afdwingen. Uit de zinssnede ‘Bovendien is het sinds deze week zo vol in de centra, dat zelfs na een rechterlijke uitspraak geen bed kan worden gevonden’ in het artikel van de Volkskrant blijkt ook niet van structurele tekortkomingen. Er is dan ook niet aannemelijk gemaakt dat België zijn internationale verplichtingen niet naleeft.
8. In tegenstelling tot de stelling van eiser volgt uit de artikelen niet dat met name voor iemand als eiser, een alleenstaande man met medische problemen, sprake is van structurele tekortkomingen in de asielprocedure. Verweerder heeft verder terecht opgemerkt dat de medische situatie van eiser niet is onderbouwd. Ook heeft verweerder ter zitting in dit verband terecht gewezen op zijn beleid dat hij eventuele (nieuwe) relevante medische informatie, met toestemming van de vreemdeling, deelt met de Belgische autoriteiten.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
4.Een artikel van het NRC getiteld ‘In ‘Belgisch Ter Apel’ is het urinoir de badkamer’, een artikel in de Volkskrant getiteld ‘Doodsbang op de stoep slapen, want ook in Belgische asielcentra is er een beddentekort’ en een artikel in de HLN getiteld ‘Na woelige ochtend aan Klein Kasteeltje: personeel Fedasil legt het werk neer’.
5.Eiser stelt dat hij hepatitis C heeft en verzwakt is.
6.Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.