ECLI:NL:RBDHA:2022:10500
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan andere lidstaat
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 oktober 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. S.R. Kwee, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin de aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling was genomen. Dit besluit was genomen op 28 september 2022, op grond van de stelling dat een andere lidstaat verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag, zoals vastgelegd in de Dublinverordening.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er sprake was van onverwijlde spoed, omdat de asielaanvraag niet binnen de gestelde overdrachtstermijn kon worden behandeld. De rechter heeft het belang van de verzoeker om aanwezig te zijn bij de behandeling van zijn beroep zwaarder laten wegen dan het belang van de staatssecretaris om verzoeker eerder over te dragen aan de andere lidstaat. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, wat betekent dat het bestreden besluit werd geschorst en verzoeker de behandeling van zijn beroep in Nederland mocht afwachten.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 759,-. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.