ECLI:NL:RBDHA:2022:10499

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 oktober 2022
Publicatiedatum
13 oktober 2022
Zaaknummer
NL22.13537
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielzaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het verzoek van een asielzoeker, die zijn aanvraag niet in behandeling genomen zag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 14 juli 2022 besloten dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Echter, hij trok zijn verzoek om een voorlopige voorziening in en vroeg in plaats daarvan om veroordeling van de staatssecretaris in de proceskosten. De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren, wat op 17 augustus 2022 gebeurde.

De voorzieningenrechter heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling in proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Deze artikelen zijn ook van toepassing op de procedure voor voorlopige voorzieningen. De rechtbank stelt vast dat er geen sprake is van tegemoetkomen door de staatssecretaris, omdat de verzoeker zelf zijn verzoek om een voorlopige voorziening heeft ingetrokken. De rechtbank komt tot de conclusie dat er niet voldaan is aan de voorwaarden voor vergoeding van proceskosten, en wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.

De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier mr. Ż.A. Meinert, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.13537

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam], verzoeker

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. D. de Heuvel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 14 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verzoeker heeft vervolgens het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken met een verzoek om veroordeling van verweerder in de proceskosten. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek. Verweerder heeft op 17 augustus 2022 gereageerd.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:84, vijfde lid, gelezen in samenhang met artikel 8:83, derde lid, en artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Die wetsartikelen zijn op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige-voorzieningenprocedure. Als een verzoek om een voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten.
2. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [1] volgt dat van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb alleen sprake is als het bestuursorgaan zijn standpunt zodanig heeft herzien dat daarmee eigenlijk wordt erkend dat het oorspronkelijke besluit onrechtmatig was.
3. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb. Verzoeker heeft immers zelf het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken, zonder dat is gebleken dat verweerder op enige wijze aan dit verzoek is tegemoet gekomen. Voor zover verzoeker stelt dat ten onrechte geen rekening is gehouden met zijn zienswijze, geldt dat de rechtbank gezien de intrekking van beide procedures niet toekomt aan de beoordeling van die grond. Er is daarom niet voldaan aan de voorwaarden voor vergoeding van gemaakte proceskosten. Het verzoek om een veroordeling in de proceskosten zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 18 juli 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX1816