ECLI:NL:RBDHA:2022:10498
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in asielzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had op 14 juli 2022 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Hierop heeft de eiser beroep ingesteld, maar dit beroep later ingetrokken met een verzoek om veroordeling van de staatssecretaris in de proceskosten. De rechtbank heeft de staatssecretaris de gelegenheid gegeven om op dit verzoek te reageren, maar er is geen reactie ontvangen.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75a van de Awb een bestuursorgaan in de proceskosten kan worden veroordeeld indien bij de intrekking van het beroep daarom wordt verzocht en het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. De rechtbank stelt vast dat er in dit geval geen sprake is van tegemoetkomen, aangezien de eiser zelf het beroep heeft ingetrokken zonder dat de staatssecretaris op enige wijze tegemoet is gekomen aan het beroep.
De rechtbank concludeert dat er niet is voldaan aan de voorwaarden voor vergoeding van de gemaakte proceskosten. Het verzoek om proceskostenvergoeding wordt daarom afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.