ECLI:NL:RBDHA:2022:10496
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsdocument EU/EER in verband met schijnhuwelijk
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoeker en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor de afgifte van een verblijfsdocument EU/EER, welke door de staatssecretaris op 9 december 2021 werd afgewezen. Het bezwaar van de verzoeker tegen deze afwijzing werd op 3 juni 2022 ongegrond verklaard, waarna de verzoeker beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 1 september 2022, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. J. Visschers. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. H. Uzumcu. Tijdens de zitting werd ook een referente gehoord. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen verwezen naar een eerdere uitspraak in een aanverwante zaak (NL22.10944), waarin op het beroep van de verzoeker werd beslist.
Op basis van deze eerdere uitspraak heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier mr. Ż.A. Meinert, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.