ECLI:NL:RBDHA:2022:10493

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
12 oktober 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 8069
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Europese gehandicaptenparkeerkaart door gemeente Den Haag

Op 8 juli 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De eiser had op 15 januari 2020 een aanvraag ingediend voor een Europese gehandicaptenparkeerkaart, welke op 18 mei 2020 door de gemeente werd afgewezen. De gemeente baseerde deze afwijzing op een sociaal medisch advies van 7 februari 2020, waaruit bleek dat de eiser niet in staat was om een afstand van meer dan 100 meter te voet te overbruggen. Na het indienen van bezwaar, verklaarde de gemeente het bezwaar ongegrond op 10 november 2020. De eiser ging hiertegen in beroep.

Tijdens de zitting op 8 juli 2022, waar de eiser werd bijgestaan door zijn dochter en schoonzoon, werd de zaak besproken. De rechtbank oordeelde dat de gemeente zorgvuldig had gehandeld door de verklaring van de fysiotherapeut van de eiser te betrekken in hun beoordeling. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet kon aantonen dat hij niet in staat was om gebruik te maken van de parkeergarage, aangezien hij geen toegang had verleend voor inspectie en geen foto’s had aangeleverd om zijn situatie te onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat de gemeente zich terecht had gebaseerd op het sociaal medisch advies en dat de afwijzing van de aanvraag voor de gehandicaptenparkeerkaart terecht was.

De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond, en benadrukte dat de financiële situatie van de eiser en de huur van de parkeergarage geen relevante factoren waren in deze beoordeling. De eiser had ook geen recht op de hardheidsclausule van de beleidsregels, aangezien deze niet van toepassing was op loopbeperkingen. De uitspraak werd gedaan door rechter C.G. Meeder, met griffier H.B. Brandwijk aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/8069

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

8 juli 2022 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

gemachtigde: D. Khougiani.

Procesverloop

Bij besluit van 18 mei 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een Europese gehandicaptenparkeerkaart als bestuurder afgewezen.
Bij besluit van 10 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juli 2022. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn dochter en schoonzoon. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1.1
Op 15 januari 2020 heeft eiser (verlenging van) een Europese gehandicaptenparkeerkaart als bestuurder aangevraagd.
1.2
Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Aan het primaire besluit ligt een sociaal medisch advies (SMA) van 7 februari 2020 van O. Mahadew, arts bij GGD Haaglanden, ten grondslag.
1.3
De bezwaarschriftencommissie heeft geadviseerd het hiertegen gemaakte bezwaar van eiser ongegrond te verklaren. Tijdens het horen is overigens gebleken dat de aanvraag in kwestie een aanvraag om een gehandicaptenparkeerplaats betreft. Verweerder heeft bij het bestreden besluit het advies van voornoemde commissie overgenomen en het primaire besluit gehandhaafd.
2. Eiser betoogt dat hij in aanmerking komt voor een gehandicaptenparkeerplaats. Hij voert aan dat hij geen gebruik kan maken van de parkeergelegenheid op eigen terrein omdat hij blijkens het verslag van zijn fysiotherapeut van 8 september 2020 niet de helling aldaar op kan lopen. Indien verweerder nader onderzoek door een arts wenst, moet verweerder dit onderzoek laten plaatsvinden, aldus eiser. Subsidiair stelt eiser dat als hij al gebruik zou kunnen maken van de parkeergarage zoals verweerder meent, dit financieel voor hem niet haalbaar is.
3. De rechtbank overweegt als volgt.
Juridisch kader
Ingevolge artikel 1.2 van de Beleidsregels Gehandicaptenparkeren 2012 (BGP 2012) kunnen voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats ten behoeve van bestuurders in aanmerking komen bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, brommobielen en gehandicaptenvoertuigen, welke in het bezit zijn van een Europese gehandicaptenparkeerkaart dan wel een gehandicaptenparkeerkaart op basis van de Regeling gehandicaptenparkeerkaart Haaglanden.
Ingevolge artikel 1.3 van de BGP 2012 dient de aanvrager niet te (kunnen) beschikken over parkeergelegenheid op eigen terrein zoals bedoeld in onderdeel 5 met dien verstande dat de parkeergelegenheid op eigen terrein zich niet verder van de woning van de aanvrager bevindt dan de maximaal, middels een medische beoordeling als bedoeld in artikel 3.1, vastgestelde loopafstand.
Ingevolge artikel 2.1.1 van de BGP kan in gevallen waar sprake is van aantoonbare ernstige beperkingen, anders dan loopbeperkingen, ten gevolge van een aandoening of gebrek, een gehandicaptenparkeerplaats worden toegekend. Dit kan onder meer bij incontinentie, longproblemen, aanwezigheid van medische apparatuur en angststoornissen voor parkeren in een garage. Dit wordt getoetst door de adviserend arts van de Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn
3.1
Tussen partijen is niet in geschil dat het in dezen gaat om een aanvraag om een gehandicaptenparkeerplaats. Evenmin is in geschil dat eiser blijkens het SMA niet in staat is om een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen. Ten slotte is niet in geschil dat zich op 10 meter afstand van de woning van eiser een parkeergelegenheid op eigen terrein bevindt zoals bedoeld in artikel 1.3 van de BGP 2012.
3.2
Tussen partijen is met name in geschil of eiser in staat kan worden geacht om gebruik te maken van de betreffende parkeergarage. Eiser heeft, onder verwijzing naar de verklaring van zijn fysiotherapeut, gesteld dat hij deze garage feitelijk niet kan gebruiken omdat hij de helling aldaar aanwezig niet op kan lopen.
3.3
Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat hij de verklaring van de fysiotherapeut bij de herbeoordeling in bezwaar heeft betrokken, in die zin dat deze aanleiding heeft gegeven om nader onderzoek te doen naar de situatie van eiser. Verweerder heeft eiser, met vooraf een aankondiging, bezocht ten einde de garage te bezien. Op dat moment bleek eiser geen sleutel van de garage te hebben. Verweerder heeft vervolgens met eiser de afspraak gemaakt dat hij foto’s van de situatie in de garage zou verstrekken. Nadien zijn deze foto’s niet ontvangen, waardoor bij de verklaring van de fysiotherapeut geen nadere onderbouwing van de feitelijke situatie ter beschikking stond, aldus verweerder.
3.4
Ter zitting heeft eiser bevestigd dat van de zijde van verweerder een bezoek ter plaatse is geweest en is, bij gebrek aan duidelijke herinnering, niet ontkend dat foto’s zijn toegezegd. Wel is zijdens eiser aangevoerd dat het op de weg van verweerder had gelegen om zich te verzekeren van toegang tot de betreffende parkeergarage.
3.5
De rechtbank acht de handelwijze van verweerder naar aanleiding van de door eiser overgelegde verklaring van zijn fysiotherapeut zorgvuldig. Verweerder heeft eiser benaderd en gepoogd nader onderzoek naar de feitelijke situatie te doen. Niet is gebleken dat verweerder in deze zin in gebreke is gebleven. De rechtbank is daarbij van oordeel dat het op de weg van eiser lag om, nadat door verweerder een bezoek aan de garage was aangekondigd, ervoor zorg te dragen dat verweerder ook toegang tot deze garage had. Het aanbod om bij gebreke van toegang de situatie te beoordelen op basis van door eiser te verschaffen foto’s acht de rechtbank eveneens een zorgvuldige behandeling. Dat de garage bij het bezoek niet toegankelijk was en nadien geen foto’s van de situatie beschikbaar waren, komt naar het oordeel van de rechtbank dan ook voor rekening van eiser, de aanvrager. Verweerder behoefde bij deze stand van de verstrekte informatie bij de beoordeling van het verzoek van eiser niet de doorslag te geven aan de verklaring van de behandelaar van eiser, en mocht zich baseren op het SMA van 7 februari 2020.
3.6
De rechtbank is voorts van oordeel dat wat er zij van de draagkracht van eiser, het gegeven dat voor de parkeergarage huur dient te worden betaald geen factor is die meespeelt bij de beoordeling in het voorliggend juridisch kader.
4. Ten slotte overweegt de rechtbank dat voor zover eiser zich beroept op de hardheidsclausule van artikel 2.1.1. van de BGP 2012 doet, een dergelijk beroep niet kan slagen, nu deze clausule niet geldt voor loopbeperkingen.
5. Het beroep is ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.G. Meeder, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.B. Brandwijk, griffier, op 8 juli 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.