ECLI:NL:RBDHA:2022:10493
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag Europese gehandicaptenparkeerkaart door gemeente Den Haag
Op 8 juli 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De eiser had op 15 januari 2020 een aanvraag ingediend voor een Europese gehandicaptenparkeerkaart, welke op 18 mei 2020 door de gemeente werd afgewezen. De gemeente baseerde deze afwijzing op een sociaal medisch advies van 7 februari 2020, waaruit bleek dat de eiser niet in staat was om een afstand van meer dan 100 meter te voet te overbruggen. Na het indienen van bezwaar, verklaarde de gemeente het bezwaar ongegrond op 10 november 2020. De eiser ging hiertegen in beroep.
Tijdens de zitting op 8 juli 2022, waar de eiser werd bijgestaan door zijn dochter en schoonzoon, werd de zaak besproken. De rechtbank oordeelde dat de gemeente zorgvuldig had gehandeld door de verklaring van de fysiotherapeut van de eiser te betrekken in hun beoordeling. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet kon aantonen dat hij niet in staat was om gebruik te maken van de parkeergarage, aangezien hij geen toegang had verleend voor inspectie en geen foto’s had aangeleverd om zijn situatie te onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat de gemeente zich terecht had gebaseerd op het sociaal medisch advies en dat de afwijzing van de aanvraag voor de gehandicaptenparkeerkaart terecht was.
De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond, en benadrukte dat de financiële situatie van de eiser en de huur van de parkeergarage geen relevante factoren waren in deze beoordeling. De eiser had ook geen recht op de hardheidsclausule van de beleidsregels, aangezien deze niet van toepassing was op loopbeperkingen. De uitspraak werd gedaan door rechter C.G. Meeder, met griffier H.B. Brandwijk aanwezig.