ECLI:NL:RBDHA:2022:10492
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke boete opgelegd aan eiser wegens niet tijdige melding uithuisplaatsing kinderen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) over een opgelegde bestuurlijke boete. Eiser ontving sinds 2013 kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (Akw) voor zijn kinderen. De Svb legde op 15 december 2020 een boete van € 1.714,14 op omdat eiser niet tijdig had gemeld dat zijn kinderen uit huis waren geplaatst. Eiser had eerder al een aankondiging van een hogere boete ontvangen, maar na zijn reactie werd het benadelingsbedrag herbeoordeeld en verlaagd.
Eiser heeft tegen het besluit van de Svb bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 28 april 2022 heeft eiser betoogd dat hij niet op de hoogte was van de meldingsplicht en dat hij de kinderbijslag gebruikte voor de kosten van zijn kinderen. De rechtbank overwoog dat eiser wel degelijk verplicht was om de uithuisplaatsing te melden en dat zijn onwetendheid geen reden was om van de boete af te zien. De rechtbank concludeerde dat de boete terecht was opgelegd en verklaarde het beroep ongegrond.
De rechtbank benadrukte dat de verplichting om relevante feiten te melden op eiser rustte en dat de besteding van de kinderbijslag aan de kinderen niet leidde tot een vermindering van de boete. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.