ECLI:NL:RBDHA:2022:10491

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juni 2022
Publicatiedatum
12 oktober 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 1460
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het recht op WIA-uitkering na herbeoordeling door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een WIA-uitkering ontving, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had geen recht meer op de WIA-uitkering vanaf 2 juni 2020, zoals bepaald in het primaire besluit van 1 april 2020. Dit besluit werd door het UWV gehandhaafd na een herbeoordeling van haar arbeidsongeschiktheid. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 13 januari 2021, waarin haar bezwaar ongegrond werd verklaard. Tijdens de zitting op 28 april 2022, die via videoverbinding plaatsvond, heeft eiseres haar standpunten toegelicht, bijgestaan door haar gemachtigde.

De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in detail bekeken. Eiseres was werkzaam als schoonmaakster en had een uitkering op basis van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) ontvangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsartsen van het UWV zorgvuldig te werk zijn gegaan bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres. Eiseres had verschillende psychische en fysieke klachten, maar de rechtbank oordeelde dat de rapportages van de verzekeringsartsen voldoende onderbouwd waren en dat er geen aanleiding was om een onafhankelijk deskundige te benoemen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verzekeringsartsen de beperkingen van eiseres correct hebben beoordeeld en dat de door eiseres aangevoerde argumenten niet voldoende waren om de besluiten van het UWV te weerleggen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat het UWV in zijn besluit om de WIA-uitkering te beëindigen in het gelijk is gesteld. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/1460

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juni 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. E.W.J.M. Janssens)
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,

verweerder
(gemachtigde: C. Schravesande).

Procesverloop

Bij besluit van 1 april 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiseres geen recht meer heeft op een uitkering ingevolge de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) vanaf 2 juni 2020.
Bij besluit van 13 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via een videoverbinding plaatsgevonden op 28 april 2022. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres was laatstelijk werkzaam als schoonmaakster bij [werkgever] (werkgever), eigenrisicodrager, voor 16,5 uur per week. Wegens uitval op 22 augustus 2016 is aan eiseres een uitkering ingevolge de Ziektewet toegekend. Vanaf 20 augustus 2018 is aan eiseres een WIA-uitkering toegekend. Op 7 maart 2019 heeft verweerder van werkgever een verzoek om herbeoordeling ontvangen.
2. Naar aanleiding van het verzoek om herbeoordeling heeft de primaire verzekeringsarts in de rapportage van 10 mei 2019 vermeld dat eiseres niet op het spreekuur is verschenen zodat geen medisch onderzoek kon plaatsvinden. In de rapportage van 22 oktober 2019 concludeert de primaire verzekeringsarts dat de belastbaarheid van eiseres niet is vast te stellen omdat eiseres niet is verschenen op afspraken voor het noodzakelijk geachte expertise onderzoek.
3. Bij besluit van 16 januari 2020 is aan eiseres vanaf 6 maart 2020 een WGA-loonaanvullingsuitkering toegekend.
4. Op 6 december 2019 heeft alsnog een psychiatrische expertise plaatsgevonden door D. Cohen (Cohen), psychiater bij Psyon, vastgelegd in een rapport van 30 januari 2020. De primaire verzekeringsarts heeft Cohen psychiatrisch onderzoek naar de angst- en paniekklachten van eiseres laten verrichten omdat deze klachten, ondanks langdurige behandeling, niet waren afgenomen. Cohen concludeert dat er onvoldoende aanwijzingen zijn voor een psychiatrische stoornis. Ook ziet hij geen aanleiding om de door GGZ Riverduinen in 2017 gestelde diagnoses depressieve stoornis met psychotische kenmerken en posttraumatische stressstoornis te bevestigen. De eigen observaties van de primaire verzekeringsarts hebben ook geen beperkingen als gevolg van angsten opgeleverd. Volgens Cohen is sprake van een licht verstandelijke beperking. De primaire verzekeringsarts concludeert in de rapportage van 25 februari 2020 dat sprake is van een verstandelijke beperking met huisvestings- en economische problemen en bijwerking van medicatie. Er worden beperkingen aangenomen ten aanzien van onder meer zelfstandigheid, structuur, veranderingen van taken en werkwijze of omstandigheden, tijdsdruk, emoties hanteren, conflicten, samenwerken, klantcontact, alleen werken, trillingen. De beperkingen zijn vastgelegd in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 25 februari 2020. De primaire arbeidsdeskundige concludeert in de rapportage van 26 maart 2020 dat eiseres 0% arbeidsongeschikt moet worden geacht. Bij het primaire besluit heeft verweerder bepaald dat eiseres geen recht meer heeft op een WIA-uitkering vanaf 2 juni 2020.
5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder stelt zich, onder verwijzing naar de rapportage van 11 januari 2021 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, op het standpunt dat de angsten en paniekreacties van eiseres zijn meegenomen in de medische beoordeling en dat psychische beperkingen moeten worden aangenomen vanwege verminderd cognitief vermogen. Een intelligentieonderzoek acht verweerder bij het bepalen van de functionele mogelijkheden echter niet nodig. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep acht in de rapportage van 13 januari 2021 de door de primaire arbeidsdeskundige geselecteerde functie ‘verspener’ (SBC-code 111010) niet passend vanwege de vereiste samenwerking met een collega. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep concludeert uitgaande van de functies ‘wikkelaar’ (SBC-code 267053), ‘assemblage medewerker elektrotechnische producten’ (SBC-code 267041) en ‘samensteller kunststof en rubberproducten’ (SBC-code 271130) dat het arbeidsongeschiktheidspercentage onverminderd 0,0% bedraagt. Ook de functie ‘machinaal metaalbewerker’ (SBC-code 264122) wordt voor eiseres passend geacht.
6. Eiseres betoogt dat zij meer psychische en fysieke beperkingen heeft dan zijn aangenomen door de verzekeringsartsen. Zij stelt dat de verzekeringsartsen onzorgvuldig onderzoek hebben verricht omdat zij de conclusies van Cohen hebben gevolgd en geen informatie bij haar behandelaren van GGZ Rivierduinen hebben opgevraagd. Eiseres licht toe dat zij in ernstige mate last heeft van angst- en paniekklachten. Bij GGZ Rivierduinen zijn in 2017 de diagnoses depressieve stoornis met psychotische kenmerken en posttraumatische stressstoornis vastgesteld. Daar komt bij dat de medicatie, die eiseres slikt vanwege haar psychische klachten, gepaard gaat met beperkingen zoals een verminderd reactievermogen en problemen met herinneren en geheugen. Vanwege haar psychische klachten en medicatiegebruik moet eiseres onder meer verdergaand beperkt worden geacht ten aanzien van het vasthouden en verdelen van de aandacht.
Ter onderbouwing van haar stellingen heeft eiseres een behandelplan van 9 april 2020 van haar behandelaren van GGZ Rivierduinen overgelegd. Eiseres stelt verder dat de verzekeringsartsen ten onrechte geen intelligentieonderzoek hebben verricht. Eiseres wijst erop dat een verstandelijke beperking gepaard kan gaan met beperkingen ten aanzien van onder meer inzicht in eigen kunnen en zelfstandig handelen. Verder moeten volgens eiseres verdergaande beperkingen worden aangenomen vanwege haar migraineklachten. De objectivering van deze klachten kan worden afgeleid uit de brief van 22 december 2011 van neuroloog R.J.W. Witteveen van het Alrijne ziekenhuis en uit haar gebruik van de medicatie Metapropol. Vanwege de migraine is eiseres overgevoelig voor prikkels vanwege geluid, licht en geuren en zij kan tijdens de migraineaanvallen geen werkzaamheden verrichten. Verder moet volgens eiseres vanwege haar psychische beperkingen en de hieruit voortvloeiende vermoeidheidsklachten een urenbeperking van 4 uur per dag en 20 uur per week worden aangenomen. Eiseres verzoekt de rechtbank een onafhankelijk deskundige te benoemen om onderzoek te doen naar de intelligentie en naar de beperkingen die voortvloeien uit voornoemde psychische klachten. Eiseres stelt tot slot dat zij de geduide functies niet kan verrichten vanwege haar onvermogen om met deadlines om te gaan (wikkelaar en samensteller kunststof- en rubberproducten), trillingsbelasting (assemblage medewerker elektrotechnische producten en machinaal metaalbewerker), samenwerken (assemblage medewerker elektrotechnische producten) en conflicthantering (samensteller kunststof- en rubberproducten).
7. De rechtbank stelt voorop dat verweerder zijn besluiten omtrent de mate van arbeidsongeschiktheid van een betrokkene mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn. Dit betekent niet dat voornoemde rapporten en het daarop gebaseerde besluit in beroep niet kunnen worden aangevochten. Het is echter aan de betrokkene om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, niet voldoende duidelijk zijn, dan wel dat de in de rapporten gegeven beoordeling onjuist is.
Zorgvuldigheid onderzoek
7.1
De rechtbank overweegt dat uit de rapportages 10 mei 2019, 22 oktober 2019 en 25 februari 2020 van de primaire verzekeringsarts blijkt dat eiseres op 19 juli 2019 op het spreekuur is gezien. Eiseres is psychisch en lichamelijk onderzocht. Daarnaast is dossieronderzoek verricht, waarbij informatie van de behandelaren van GGZ Rivierduinen van 2016 en 2017 is betrokken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dossierstudie verricht. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat de behandelaren hun diagnose(s) onder meer hebben vastgesteld op basis van de klachten van eiseres. Bij een psychiatrisch onderzoek zoals dat van Cohen worden die klachten geobjectiveerd. Cohen heeft de psychiatrische diagnoses niet bevestigd omdat de klachten niet geobjectiveerd kunnen worden. Daarom kunnen er geen beperkingen worden aangenomen op basis van voornoemde diagnoses. De verzekeringsartsen hebben beperkingen vastgesteld op basis van het verhaal van eiseres, waarbij ook de rugklachten en paniek- en angstklachten zijn meegewogen. De rechtbank is daarom van oordeel dat het onderzoek zorgvuldig is verricht en ziet geen aanleiding om een deskundige te benoemen om onderzoek te verrichten naar beperkingen die voortvloeien uit voornoemde psychische klachten.
Het intelligentieonderzoek
7.2
Verweerder stelt dat uit het feit dat eiseres diploma’s heeft en een opleiding heeft genoten volgt dat zij geen licht verstandelijke beperking heeft. De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet kan volstaan met aangeven dat uit de verstandelijke beperking ook nog andere beperkingen zouden kunnen voortvloeien die op dit moment niet gebleken zijn. De diagnose licht verstandelijke beperking brengt op zichzelf genomen niet automatisch mee dat die beperkingen aan de orde zijn, temeer omdat van deze beperkingen niet gebleken is.
Door eiseres zijn ter zitting zes beperkingen (zelfstandig werken, inzicht in eigen kunnen, doelmatig handelen, handelingstempo, gestructureerd werken en bekende werkwijze) genoemd die niet zijn opgenomen in de FML. Eiseres heeft deze beperkingen aangevoerd met de toelichting dat het beperkingen zijn die voort kunnen vloeien uit een licht verstandelijke beperking. Eiseres heeft niet gesteld dat zij die heeft en heeft ook geen onderzoeksresultaten van een onafhankelijk verzekeringsarts overgelegd die daarop wijzen. De rechtbank ziet geen aanleiding om een deskundige te benoemen.
De migraine
7.3
De rechtbank volgt verweerder in zijn stelling dat de verzekeringsartsen op grond van de Standaard verminderde arbeidsduur terecht geen urenbeperking hebben aangenomen. Bij eiseres is immers geen sprake van verminderde beschikbaarheid als gevolg van het ondergaan van een medische behandeling of bedlegerigheid. Daarnaast heeft eiseres haar stelling, dat zij drie keer per week dusdanig ernstige migraine heeft dat zij de hele week geen werkzaamheden kan verrichten, niet onderbouwd met medische stukken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat een urenbeperking niet aan de orde is.
De functies
7.4
In de FML van 25 februari 2020 heeft de primaire verzekeringsarts een beperking aangenomen voor deadlines (rubriek 1, item 9.7), conflicthantering (rubriek 2, item 8), samenwerking (rubriek 2, item 9) en trillingsbelasting (rubriek 3, item 8). Ter zitting heeft eiseres gespecificeerd welke beperkingen volgens haar ten onrechte niet in de FML zijn opgenomen, te weten zelfstandig werken, inzicht in eigen kunnen, doelmatig handelen, handelingstempo, gestructureerd werken en bekende werkwijze. Zoals overwogen in overwogen in overweging 7.2 heeft eiseres onvoldoende aannemelijk gemaakt dat deze zes beperkingen bij haar daadwerkelijk aan de orde zijn. Bovendien blijkt uit het formulier ‘Resultaat functiebeoordeling’ van 21 juli 2020 dat alleen ‘zelfstandig werken’ een voor de geselecteerde functies kenmerkende (minimale) belasting is en dat dit door de verzekeringsartsen is meegenomen. De andere vijf door eiseres gestelde beperkingen worden niet genoemd als beperkingen voor het uitoefenen van de functies. Eiseres heeft verder naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd waarom zij vanwege haar licht verstandelijke beperking verdergaand beperkt moet worden geacht ten aanzien van deadlines in de functies wikkelaar en samensteller kunststof- en rubberproducten. De enkele toelichting dat zij in de functie wikkelaar 200 à 300 ‘statoren’ moet produceren en in de functie samensteller kunststof- en rubberproducten 25 seconden heeft voor één bewerking is onvoldoende. Ook heeft eiseres niet nader onderbouwd waarom zij verdergaand beperkt moet worden geacht ten aanzien van samenwerken in de functie assemblage medewerker elektrotechnische producten.
In de FML wordt vermeld dat eiseres beperkt is ten aanzien van samenwerken in de zin dat zij geacht wordt met anderen te kunnen samenwerken indien sprake is van een eigen, van te voren afgebakende deeltaak. Eiseres heeft niet toegelicht waarom deze beperking niet volstaat. Eiseres heeft ook onvoldoende gemotiveerd waarom het gebruik van pneumatisch handgereedschap in de functies ‘assemblage medewerker elektrotechnische producten’ en ‘metaalbewerker’ ertoe zou moeten leiden dat zij ten aanzien van trillingsbelasting meer beperkt moet worden geacht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.G. Meeder, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.B. Brandwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.