ECLI:NL:RBDHA:2022:10486
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning regulier voor studie en verzoek om voorlopige voorziening
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de intrekking van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd van eiser, die de Bengalese nationaliteit heeft en in Nederland studeerde. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 13 april 2021 besloten de verblijfsvergunning in te trekken, omdat eiser per 1 september 2020 was uitgeschreven van zijn studie aan een erkende onderwijsinstelling. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 10 november 2021. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De rechtbank heeft de zaak op 9 augustus 2022 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde waren niet verschenen. De rechtbank overweegt dat eiser niet meer voldeed aan de voorwaarden voor zijn verblijfsvergunning, aangezien hij niet langer ingeschreven was bij een erkende onderwijsinstelling. Eiser heeft aangevoerd dat hij binnenkort weer zal voldoen aan de voorwaarden, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen. De rechtbank wijst erop dat de intrekking van de verblijfsvergunning in overeenstemming is met de relevante wetgeving en dat er geen strijd is met de Studierichtlijn of het Unierechtelijke evenredigheidsbeginsel.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, omdat er inmiddels uitspraak is gedaan in het beroep. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.