ECLI:NL:RBDHA:2022:10471

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 september 2022
Publicatiedatum
12 oktober 2022
Zaaknummer
C/09/632139 / HA RK 2022-279
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over uitvoering van vonnissen inzake aandelenovername en reële executie

In deze zaak heeft verzoekster op 12 juli 2022 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Den Haag, waarin zij verzoekt om een beslissing over de uitvoering van eerdere vonnissen die betrekking hebben op de overname van aandelen in de vennootschap van verweerster A. De rechtbank heeft op 23 september 2022 uitspraak gedaan in een kort geding, waarin de verzoekster stelt dat de verweersters niet voldoen aan hun verplichtingen uit de vonnissen van 8 april 2020 en 4 mei 2022. Deze vonnissen bepalen dat belanghebbenden D en E, evenals verweerster B, elk 1/3 van de aandelen van verzoekster in verweerster A moeten overnemen tegen een koopprijs van €40.444.999,- exclusief rente. De rechtbank heeft vastgesteld dat de voorwaarden voor de overname zijn vervuld en dat de verweersters in gebreke zijn gebleven om de aandelen over te nemen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de beschikking die wordt gegeven dezelfde kracht heeft als een notariële akte tot levering van de aandelen, en dat verweerster A verplicht is om de koopprijs te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verweersters als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De beslissing is openbaar uitgesproken door rechter H.J. Vetter.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rekestnummer: C/09/632139 / HA RK 2022-279
Beschikking van 23 september 2022
in de zaak van
[verzoekster],
gevestigd te [plaats 1],
verzoekster,
advocaat mr. M.C. Schepel,
en
A. [verweerster A],
gevestigd te [plaats 1]
,
B. [verweerster B],
wonende te [plaats 1]
,
C. notaris [verweerder C],kantoorhoudende te [plaats 2],
verbonden aan [Notariskantoor], gevestigd te [plaats 2],
welke vennootschap houdster is van de kwaliteitsrekening van notaris [verweerder C],
verweerders,
niet verschenen,
en
D. [belanghebbende D],gevestigd te [plaats 1],
E. [belanghebbende E],
gevestigd te [plaats 1],
belanghebbenden,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Op 12 juli 2022 heeft verzoekster (verder: [verzoekster]) een verzoekschrift op de voet van het bepaalde in artikel 2:343a lid 7 BW ingediend bij de rechtbank. Verweerders is het verzoekschrift op 11 augustus 2022 per aangetekende post toegestuurd en in de begeleidende brief is de vraag gesteld of verweerders schriftelijk verweer wilden voeren en of men wenste dat een mondelinge behandeling zou plaatsvinden. Verweerders A en C hebben de brief in ontvangst genomen, maar hebben niet gereageerd. Omdat er onduidelijkheid bestond of verweerder B de brief in ontvangst had genomen, is het verzoekschrift met de begeleidende brief ook nog op 30 augustus 2022 per gewone post aan verweerder B gezonden. Op de uitnodiging verweer te voeren heeft zij niet gereageerd.
De belanghebbenden is het verzoekschrift op 11 augustus 2022 per aangetekende post toegestuurd, eveneens vergezeld van de vraag of zijn verweer wilden voeren en of zij behoefte hadden aan een mondelingen behandeling. Beide belanghebbenden hebben de aangetekende post geweigerd, waarna het verzoekschrift en de brief andermaal, op 16 augustus 2022 nu per gewone post, zijn toegestuurd. Van beide belanghebbenden is taal noch teken vernomen.

2.Het verzoek en de grondslag daarvan

2.1.
[verzoekster] verzoekt de rechtbank om een beslissing in een geschil betreffende de uitvoering van de vonnissen van 8 april 2020 (het tussenvonnis) en 4 mei 2022 (het eindvonnis), gewezen op de 2:343 BW-vordering van [verzoekster]. Kort samengevat is in deze vonnissen beslist dat belanghebbende D ([belanghebbende D]), belanghebbende E ([belanghebbende E]) en verweerster B ([verweerster B]) ieder 1/3e deel van de door [verzoekster] in het aandelenkapitaal van verweerster A ([verweerster A]) gehouden aandelen dienen over te nemen tegen een koopprijs van EURO 40.444.000,-- exclusief rente. [verweerster A] is, aanvankelijk voorwaardelijk, veroordeeld de door [verzoekster] gehouden aandelen over te nemen in het geval één van de aandeelhouders [belanghebbende D], [belanghebbende E] of [verweerster B] gedurende 14 dagen met de afname in verzuim is. Omdat de voorwaarde in het eindvonnis als vervuld is beoordeeld (aan de zogenaamde uitkeringstest, artikel 2:207 lid 2 BW werd naar het oordeel van de rechtbank voldaan), is de veroordeling van [verweerster A] onvoorwaardelijk geworden.
2.2.
[verzoekster] verzoekt de rechtbank (primair) te bepalen dat de te geven beschikking op de voet van artikel 3:300 lid 1 BW dezelfde kracht heeft als een notariële akte tot levering door [verzoekster] aan [verweerster A] (wat feitelijke betekent: inkoop van aandelen) van de 1.200.000 door [verzoekster] gehouden aandelen in het kapitaal van [verweerster A], met de verplichting voor [verweerster A] tot betaling van de prijs van EURO 40.444.999,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2021 tot aan de dag van algehele betaling van de koopprijs. Voor zover vereist verzoekt [verzoekster] daarbij te bepalen dat de te geven beschikking in de plaats treedt van het besluit van het bestuur van [verweerster A] en/of – voor zover vereist – de vergadering van prioriteitsaandeelhouders van [verweerster A] tot inkoop van de aandelen (tegen de door de rechtbank bepaalde prijs), althans in plaats van de machtiging of goedkeuring van de vergadering van prioriteitsaandeelhouders daartoe. Verder verzoekt [verzoekster] te bepalen dat de beschikking in de plaats treedt van toestemming van [verweerster A] aan verweerder C (de notaris) om van haar kwaliteitsrekening de koopprijs voor de aandelen ter hoogte van de prijs van EURO 40.444.999,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2021 tot aan de dag van algehele betaling van de koopprijs, tegen opheffing van het namens [verzoekster] gelegde beslag te voldoen op een door [verzoekster] aan te wijzen bankrekening. Ten slotte verzoekt [verzoekster] [verweerster A] te veroordelen in de kosten van deze procedure. Het door [verzoekster] ook nog subsidiair geformuleerde verzoek kan buiten beschouwing blijven.
2.3.
[verzoekster] heeft gesteld, en geschraagd met overgelegde stukken, dat zij het tussenvonnis en het eindvonnis aan alle gedaagden op 17 mei 2022 heeft laten betekenen. Daarbij is in het exploot bevel gedaan om, kort gezegd, op de voet van het bepaalde in artikel 2:343a lid 2 BW de door [verzoekster] gehouden aandelen in [verweerster A] aan te bieden aan de overige aandeelhouders in [verweerster A] tegen de door de rechtbank vastgesteld prijs; gesommeerd is de advocaat van [verzoekster] binnen een maand en een week te berichten over de uitkomst hiervan. [verzoekster] heeft alle gedaagden andermaal de vonnissen betekend en gesommeerd (kort gezegd) de aandelen af te nemen en de door de rechtbank bepaalde koopsom te voldoen, welke sommatie ook [verweerster A] betrof, namelijk voor zover [belanghebbende D], [belanghebbende E] en [verweerster B] in gebreke zouden blijven met afname en betaling van de aandelen.
Van de medeaandeelhouders noch van [verweerster A] is iets vernomen: de aandelen zijn niet afgenomen, de koopsom is niet betaald en ook zijn de proceskosten, tot betaling waarvan is gesommeerd, niet betaald.
Verder heeft [verzoekster] erop gewezen dat zij conservatoir beslag heeft gelegd ten laste van [verweerster A] onder de notaris. De notaris houdt een bedrag dat toekomt aan [verweerster A] onder zich, de koopsom voor de zogenaamde N-certificaten. Dat bedrag is groter dan de koopsom waar [verzoekster] aanspraak op maakt. Dit conservatoir beslag is, door het wijzen van het (uitvoerbaar bij voorraad verklaarde) tussen- en eindvonnis in de executoriale fase overgegaan. Het tussenvonnis en het eindvonnis zijn aan de notaris overbetekend op 3 juni 2022.

3.De beoordeling

3.1.
[verzoekster] wendt zich tot de rechtbank omdat, kort en goed, haar medeaandeelhouders en [verweerster A] de veroordeling tot overname van de door [verzoekster] in [verweerster A] gehouden aandelen niet nakomen. In haar verzoekschrift wijst [verzoekster] erop dat zij daarom behoefte heeft aan de mogelijkheid tot reële executie. Zij maakt bovendien nog gewag van enkele bezwaren althans twijfels die de notaris heeft geuit in het licht van de verzochte mogelijkheid de veroordeling tot overname van de aandelen reëel executabel te maken. De rechtbank zal die drie punten bespreken.
3.2.
Hoewel dat in de procedure die heeft geleid tot het tussenvonnis en het eindvonnis niet aan de orde is gesteld door gedaagden [belanghebbende D], [belanghebbende E], [verweerster B] en [verweerster A], wijst de notaris erop dat in de statuten van [verweerster A] de bevoegdheid tot inkoop van eigen aandelen is toegekend aan de vergadering van prioriteitsaandeelhouders, althans dat daar een besluit van de vergadering van prioriteitsaandeelhouders aan ten grondslag moet liggen. Dat vereiste is naar het oordeel van de rechtbank hier niet aan de orde. De wettelijke geschillenregeling verschaft de rechter de bevoegdheid op basis van artikel 2:343 BW een veroordeling tot overname van aandelen uit te spreken. Die veroordeling kan ook de vennootschap zelf betreffen. De enige voorwaarde die de wetgever aan een veroordeling tot overname van aandelen van een beknelde aandeelhouder door de vennootschap zelf heeft gesteld, is dat voldaan moet zijn aan de uitkeringstest. In dit geval heeft de rechtbank vastgesteld dat die test doorstaan wordt. De vraag welk orgaan op basis van de wet of de statuten bevoegd is tot inkoop van eigen aandelen te besluiten of van welk orgaan voorafgaande goedkeuring daarvoor vereist is, is bij toepassing van de door de wet in artikel 2:343 BW geboden mogelijkheid niet relevant. De rechterlijke veroordeling komt in de plaats van een door een vennootschapsorgaan vereist (goedkeurings)besluit tot inkoop. Een andere benadering is niet goed verdedigbaar, omdat er dan ofwel een eenvoudige mogelijkheid tot frustratie van de rechterlijke veroordeling bestaat, dan wel de procedure tot gedwongen overname van aandelen gecompliceerd wordt. In het midden kan blijven of het wel mogelijk is de bevoegdheid tot inkoop van eigen aandelen onder te brengen bij de vergadering van prioriteitsaandeelhouders, zoals in de statuten van [verweerster A] lijkt te zijn gedaan, en naar de mening van [verzoekster] in strijd met de wet is.
3.3.
De omstandigheid dat een jaarrekening 2021 (of zelf een jaarrekening 2020) ontbreekt kan niet in de weg staan aan nakoming van de veroordeling door de rechtbank tot overname van de aandelen van [verzoekster]. De rechtbank heeft haar oordeel geveld over de uitkomst van de uitkeringstest, dit op basis van het bericht van de deskundige. Het oordeel van de rechtbank volstaat; een (nieuwe) uitkeringstest, bijvoorbeeld omdat inmiddels een nieuw boekjaar is afgesloten of een volgende jaarrekening vastgesteld behoort te zijn, is niet meer relevant. Daarbij valt te bedenken dat als die voorwaarde zou worden gesteld, de veroordeelde aandeelhouders c.q. vennootschap door aanhoudend te weigeren een rechterlijke veroordeling na te komen, de executie zouden kunnen frustreren. Ook hierin kan de notaris dus niet gevolgd worden.
3.4.
De notaris is bevreesd dat de blokkeringsregeling van [verweerster A] niet correct is nagekomen en reële executie daardoor niet goed mogelijk is. Ook die vrees van de notaris is niet terecht. De wet bevat in artikel 2:343a lid 2 BW een regeling om de ingevolge een rechterlijk oordeel over te nemen aandelen aan te bieden aan de aandeelhouders. De wettelijke regeling kan afwijken van de blokkeringsregeling zoals die statutair is vormgegeven bij de vennootschap in kwestie: de wet bevat een termijn van een maand voor reflectie op de aangeboden (beter: over te nemen) aandelen; die termijn kan in de (meest gangbare) aanbiedingsregeling van de vennootschap in kwestie ruimer zijn, maar deze wettelijke termijn is doorslaggevend. In dit geval is door [verzoekster] gesommeerd de wettelijke regeling te volgen, maar omdat (telkens weer) niets van [belanghebbende D], [belanghebbende E], [verweerster B] en [verweerster A] is vernomen is onduidelijk of er iets met die sommatie is gebeurd. Maar dat maakt ook niet uit: alle betrokkenen, dat wil zeggen de drie andere aandeelhouders en de vennootschap zelf, hebben de sommatie ontvangen en daar kennis van kunnen nemen. Nu geen uitsluitsel is verkregen over de uitkomst van de aanbieding wordt teruggevallen op de veroordeling in de vonnissen: ieder van de aandeelhouders dient 1/3e deel van de door [verzoekster] gehouden aandelen over te nemen, en bij gebreke van afname door die fractie door de aandeelhouders (en dat is nu het geval) is [verweerster A] gehouden alle aandelen over te nemen.
3.5.
Nu het kennelijk niet op een andere manier lukt vraagt [verzoekster] terecht om een beslissing die tot reële executie van de verplichting van [verweerster A] tot overname van de aandelen leidt, waarbij zij er kennelijk van uitgaat dat recht op de koopprijs alleen bestaat bij levering van de aandelen door [verzoekster]. Dat verzoek zal worden toegewezen. Niet toewijsbaar, want zonder relevantie, is het verzoek te bepalen dat de te geven beschikking in de plaats treedt van het besluit van het bestuur van [verweerster A] en/of de vergadering van prioriteitsaandeelhouders van [verweerster A] tot inkoop van de aandelen. De motivering van die afwijzing is hierboven al gegeven.
3.6.
[verzoekster] verzoekt ook te bepalen dat deze beschikking in de plaats treedt van toestemming van [verweerster A] aan de notaris om van haar kwaliteitsrekening de koopprijs voor de aandelen ter hoogte van de prijs van EURO 40.444.999,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2021 tot aan de dag van algehele betaling van de koopprijs, tegen opheffing van het namens [verzoekster] gelegde beslag te voldoen, op een door [verzoekster] aan te wijzen bankrekening. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [verzoekster] bij deze veroordeling, voor zover al mogelijk, geen belang. Zij beschikt over een executoriale titel, ook jegens [verweerster A]. Zij kan zich het haar toekomende bedrag verschaffen door van die executoriale titel gebruik te maken, zeker nu – zoals zij heeft aangevoerd – alleen nog haar derdenbeslag onder de notaris in stand is. De notaris is gehouden, met de levering van de aandelen door [verzoekster], de koopsom, verhoogd met rente, op basis van het executoriale beslag aan [verzoekster] uit te keren. De omstandigheid dat eerder conservatoir beslag was gelegd voor een lager bedrag dan de koopsom tot betaling waarvan [verweerster A] door de rechtbank uiteindelijk is veroordeeld, verandert dat oordeel niet. Dit verzoek zal daarom worden afgewezen.
3.7.
Verweerders worden als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van verzoekster worden begroot op € 1.802,-- (€ 676,-- aan griffierecht en € 1.126,-- aan salaris advocaat).
3.8.
Nu tegen de hieronder te formuleren beslissingen geen hogere voorziening openstaat (artikel 2:343a lid 7, laatste zin BW) is het onnodig de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
bepaalt dat deze beschikking op de voet van artikel 3:300 lid 1 BW dezelfde kracht heeft als een notariële akte tot levering waarbij [verzoekster] aan [verweerster A] de 1.200.000 door [verzoekster] gehouden aandelen in het kapitaal van [verweerster A] levert, met de verplichting voor [verweerster A] tot betaling van de prijs van EURO 40.444.999,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2021 tot aan de dag van algehele betaling van de koopprijs;
4.2.
veroordeelt verweerders in de proceskosten, aan de zijde van verzoekster tot op heden begroot op € 1.802,--;
4.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 23 september 2022.