Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaken tussen
[naam 1] , verzoeker, V-nummer: [nummer] , en
[naam 3],
[naam 4]en
[naam 5]
Rechtbank Den Haag
In de onderhavige zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 oktober 2022 uitspraak gedaan in de zaken NL22.14012 en NL22.14014, waarin verzoekers, bestaande uit meerdere personen en hun minderjarige kinderen, een voorlopige voorziening hebben gevraagd. De verzoekers hebben beroep ingesteld tegen besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die hun aanvragen om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk heeft verklaard. De verzoekers hebben verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij niet zouden worden uitgezet voordat op hun beroepen was beslist.
De zitting vond plaats op 22 september 2022, waar de verzoekers, bijgestaan door hun gemachtigde, aanwezig waren. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken samen met andere zaken behandeld. In de uitspraak van vandaag is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat de verzoeken om een voorlopige voorziening moeten worden afgewezen, omdat er inmiddels uitspraak is gedaan op de beroepen die aan de verzoeken ten grondslag lagen.
Desondanks heeft de voorzieningenrechter verweerder veroordeeld in de proceskosten die door de verzoekers zijn gemaakt, vastgesteld op € 759,-. Dit bedrag is berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening is gehouden met de samenhang van de verzoekschriften. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.