Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[naam 2] [plaats 2],
1.Het procesverloop
In de hoofdzaak
- de dagvaarding van 7 december 2020 met producties 1 tot en met 12;
- de akte houdende incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring tevens houdende conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 17;
- de incidentele conclusie van antwoord;
- het vonnis in incident van 10 maart 2021, waarin [naam 1] is toegestaan [gedaagden in vrijw.] in vrijwaring te dagvaarden en waarin tevens een mondelinge behandeling is bevolen;
- het tussenvonnis van 29 december 2021, waarbij een mondelinge behandeling is bevolen;
- de aanvullende productie 13 namens Teignbridge;
- de mondelinge behandeling op 11 februari 2022 en de voortzetting daarvan via Teams op 14 februari 2022, waarbij zijn verschenen:
- de dagvaarding van 13 april 2021, met producties 1 tot en met 22;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 3;
- het tussenvonnis van 29 december 2021, waarbij een mondelinge behandeling is bevolen;
- de aanvullende productie 23 namens [naam 1];
- de mondelinge behandeling op 11 februari 2022 en de voortzetting daarvan via Teams op 14 februari 2022, waarbij zijn verschenen:
2.De beslissing
3.De beoordeling in de hoofzaak
viazijn rekening is betaald aan derden. De rechtbank gaat daar niet in mee en oordeelt dat [naam 1] wel degelijk de ontvanger is van het door Teignbridge betaalde bedrag. Teignbridge heeft het bedrag op de rekening van [naam 1] gestort. Dat [naam 1] het bedrag in delen naar derden heeft doorgestort, doet er niet aan af dat hij degene is die het geld van Teignbridge heeft ontvangen.
4.De beoordeling in de vrijwaringszaak
€ 193.062,77 naar verschillende rekeningen heeft overgeboekt in opdracht van [naam 2]. Omdat voor die betalingen geen rechtsgrond bestond, moeten [naam 3] en [naam 2] de overgeboekte bedragen aan hem terugbetalen.
vandaag komt er 34k binnen (als eerste storting). Hoeveel kun je opnemen per dag?”. Volgens het onderwerp van de e-mail zou deze betaling betrekking hebben op
“Geld usa”. Ook heeft [naam 2] op 3 april 2020 aan [naam 1] gemaild
“Ik heb net 100 euro overgemaakt naar jouw bank. Kun je zsm 80 euro overmaken aan de heer [A] zodat hij het vandaag nog heeft? Bankgegevens heb je, Maandag wordt 5 mio vrijgegeven”.
“de provisie”waarop [naam 1] recht zou hebben, en dat [naam 2] met haar ook heeft afgesproken dat
“zijn aandeel 14.000”is. In de tweede e-mail met daarin een betalingsopdracht heeft [naam 2] aan [naam 1] geschreven
“Deze week krijg je op eigen naam 500.000 van het grote computerproject (weet je het nog?). uiteindelijk komt alles goed. [C] is een businesspartner van mij”.Ook voor deze e-mails heeft [naam 2] desgevraagd geen goede uitleg kunnen geven. Tijdens de zitting heeft [naam 2] zijn verhaal bovendien continu veranderd, zodat zijn verklaring op de rechtbank ongeloofwaardig overkomt. Uit deze e-mails blijkt in ieder geval dat [naam 2] wel degelijk betrokken is geweest bij het doorbetalen van het geld dat [naam 1] van Teignbridge had ontvangen en dat hij daarover ook contact gehad heeft met de zakenvrouw (als zij daadwerkelijk bestaat).