ECLI:NL:RBDHA:2022:10378

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 oktober 2022
Publicatiedatum
11 oktober 2022
Zaaknummer
NL22.18843
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en terugkeerrichtlijn voor Tunesische derdelander in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 oktober 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Tunesische derdelander, eiser, die in beroep ging tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 19 september 2022 een maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen deze maatregel beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. De rechtbank heeft, met instemming van partijen, besloten om een zitting achterwege te laten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser de gronden voor de maatregel van bewaring niet heeft betwist, en dat deze gronden voldoende zijn om aan te nemen dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Eiser voerde aan dat er bij zijn staandehouding geen redelijk vermoeden van illegaal verblijf was en dat hij ten onrechte als illegaal verblijvende derdelander werd aangemerkt, omdat hij getrouwd is met een EU-burger. De rechtbank oordeelde echter dat de aanhouding van eiser op basis van een proces-verbaal van 19 september 2022 rechtmatig was, aangezien hij slapend werd aangetroffen zonder geldig legitimatiebewijs.

Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de staatssecretaris terecht een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor één jaar had opgelegd, gezien de omstandigheden van de zaak, waaronder de verbroken relatie van eiser met zijn Poolse echtgenote en eerdere veroordelingen voor mishandeling. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af, met de conclusie dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.18843

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A. Agayev),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Raaijmakers).

Procesverloop

Bij besluit van 19 september 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft, met akkoord van partijen, bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Tunesische nationaliteit te hebben.
2. De rechtbank stelt vast dat eiser de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd niet heeft betwist. Deze gronden zijn voldoende om aan te nemen dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken.
3. De rechtbank begrijpt eisers beroepsgronden als volgt. Eiser voert aan dat er bij de staandehouding geen sprake was van een naar objectieve maatstaven gemeten redelijk vermoeden van illegaal verblijf. Daarnaast voert eiser aan dat hij ten onrechte wordt aangemerkt als een illegaal verblijvende derdelander, nu eiser getrouwd is met een burger van de Europese Unie.
4. De rechtbank is van oordeel dat uit het op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van aanhouding van 19 september 2022 blijkt dat eiser slapend is aangetroffen in een portiek en niet beschikte over een geldig legitimatiebewijs. De verbalisant ging over tot aanhouding van eiser als verdachte van een overtreding van artikel 2:38B van de Algemene plaatselijke verordening (APV) van Den Haag. Hieruit blijkt dat de bevoegdheid tot staandehouding is uitgeoefend in het kader van de algemene politietaak. Volgens vaste rechtspraak is het niet aan de rechter in vreemdelingenzaken om te oordelen over de aanwending van andere dan bij of krachtens de Vw toegekende bevoegdheden. De beroepsgrond slaagt derhalve niet.
5. Voorts stelt de rechtbank vast dat uit de uitspraak van 10 augustus 2022 van deze rechtbank, zittingsplaats ’s Hertogenbosch, blijkt dat verweerder terecht aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van één jaar heeft opgelegd. In die uitspraak is overwogen dat, hoewel eisers in Nederland verblijvende echtgenote de Poolse nationaliteit heeft, deze relatie is verbroken waardoor eiser geen rechtmatig verblijf ontleent aan hun huwelijk. Ook blijkt dat eiser is veroordeeld voor mishandeling van zijn echtgenote en dat zij aan eiser een contact- en gebiedsverbod heeft laten opleggen. Uit het op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 19 september 2022 blijkt dat eisers echtgenote en diens zoon verklaard hebben dat zij niets met eiser te maken willen hebben. Verweerder heeft eiser dan ook terecht aangemerkt als illegaal in Nederland verblijvende derdelander. Deze beroepsgrond faalt eveneens.
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.