Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam] eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 oktober 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Tunesische derdelander, eiser, die in beroep ging tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 19 september 2022 een maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen deze maatregel beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. De rechtbank heeft, met instemming van partijen, besloten om een zitting achterwege te laten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser de gronden voor de maatregel van bewaring niet heeft betwist, en dat deze gronden voldoende zijn om aan te nemen dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Eiser voerde aan dat er bij zijn staandehouding geen redelijk vermoeden van illegaal verblijf was en dat hij ten onrechte als illegaal verblijvende derdelander werd aangemerkt, omdat hij getrouwd is met een EU-burger. De rechtbank oordeelde echter dat de aanhouding van eiser op basis van een proces-verbaal van 19 september 2022 rechtmatig was, aangezien hij slapend werd aangetroffen zonder geldig legitimatiebewijs.
Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de staatssecretaris terecht een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor één jaar had opgelegd, gezien de omstandigheden van de zaak, waaronder de verbroken relatie van eiser met zijn Poolse echtgenote en eerdere veroordelingen voor mishandeling. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af, met de conclusie dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.