6.4Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich op 30 januari 2022 samen met een ander schuldig gemaakt aan de verkrachting en beroving van het slachtoffer. De verdachte en zijn medeverdachte hebben het slachtoffer naar de woning van de medeverdachte gelokt, terwijl zij op voorhand wisten dat zij haar niet wilden betalen en dat ze haar wilden laten schrikken door een masker te dragen en te dreigen met een mes. Ze hebben haar vastgebonden, bij de keel gegrepen, geslagen en haar mond afgeplakt. Daarna hebben zij het slachtoffer gedwongen tot het verrichten van seksuele handelingen. Vervolgens hebben de verdachte en zijn medeverdachte het slachtoffer beroofd. Tot slot hebben ze gedreigd haar iets aan te doen als ze naar de politie zou gaan.
De verdachte heeft, zonder zich op enig moment te bekommeren om het welzijn van het slachtoffer, zijn eigen seksuele lusten op haar botgevierd. De rechtbank acht met name het ogenschijnlijke gemak en de kennelijke achteloosheid waarmee de verdachte daarbij is overgegaan tot het geweld en de seksuele handelingen zeer verontrustend. Dergelijk handelen getuigt naar het oordeel van de rechtbank van een totale desinteresse jegens het slachtoffer en de gevolgen van zijn handelen voor haar. De verdachte heeft aldus een ernstige inbreuk gemaakt op haar lichamelijke en geestelijke integriteit. Het is een feit van algemene bekendheid dat seksueel geweld langdurige psychische en emotionele gevolgen kan hebben voor het slachtoffer.
Strafblad
De rechtbank heeft kennis genomen van een uittreksel uit de justitiële documentatie van
22 juli 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Persoon van de verdachte
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft rapportages over de verdachte opgemaakt, gedateerd 28 juli 2022, 3 augustus 2022 en 26 september 2022. De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapportages.
De deskundige [naam 3] , werkzaam bij de Raad, heeft ter terechtzitting op 4 augustus 2022 en 27 september 2022 geadviseerd om de verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Zij heeft toegelicht dat de verdachte gebaat is bij een hoog beveiligd behandeltraject en dat civiele instellingen dit de verdachte niet kunnen bieden. De Catamaran, als daar al plaats zou zijn, is niet geschikt voor de verdachte gelet op zijn LVB-problematiek. Indien de PIJ-maatregel wordt opgelegd is het advies om de verdachte binnen een kleinschalige LVB-groep binnen een justitiële jeugdinrichting te plaatsen, zodat er pedagogische hulpverlening kan worden ingezet en er kan worden aangesloten bij het niveau van de verdachte.
Kinder- en jeugdpsychiater [naam 4] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 29 juni 2022. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Er is bij de verdachte sprake van een licht verstandelijke beperking, een (ongespecificeerde) gedragsstoornis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Er is de verdenking op een autismespectrumstoornis onderliggend hieraan. De psychiater is niet in staat geweest om de gedachten en motieven van de verdachte te onderzoeken die vanuit zijn ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling, bij een bewezenverklaring, ten grondslag zouden kunnen hebben gelegen aan zijn handelswijze in het tenlastegelegde. Een onderbouwd advies ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid is zodoende niet mogelijk. Maar het is ondenkbaar dat de problematiek van de verdachte van enige invloed is geweest op zijn criminele handelen, bij een bewezenverklaring. Het recidiverisico voor het plegen van een nieuw geweldsdelict wordt hoog ingeschat zonder passende en afdoende behandeling gericht op de individuele problematiek van de verdachte. Behandeling zal zich moeten richten op zijn individuele problematiek: licht verstandelijke beperking, beïnvloedbaarheid en weerbaarheid, zelfstandigheid, de relatievorming, meer coping-stijlen, hulp zoeken, contact maken en de emotie/agressieregulatie problematiek en omgaan met gezag. Ambulante behandeling is gezien de omvangrijkheid van de problematiek van de verdachte met disfunctioneren op alle levensgebieden niet haalbaar. Een residentiële behandeling, dus langdurige en intensieve behandeling/begeleiding, is noodzakelijk voor een zo optimaal mogelijke ontwikkeling en daarmee positieve beïnvloeding van het recidive risico. Vanwege zijn verstandelijke beperking heeft de verdachte de pedagogische ander in een stabiele pedagogische setting met duidelijke kaders zeer nodig om zich verder te kunnen ontwikkeling. Hij heeft meer tijd nodig voor zijn behandeling/training richting jong-volwassenheid. Afhankelijk van zijn mogelijkheden kan binnen de behandelsetting beoordeeld worden hoe en waar de verdachte na de klinische behandeling het beste met passende begeleiding kan doorgroeien. Geadviseerd wordt om de klinische behandeling in het civielrechtelijk kader te realiseren met een ondertoezichtstelling en een gesloten machtiging uithuisplaatsing. Het civielrechtelijk kader prevaleert boven het strafrechtelijk kader.
Kinder- en jeugdpsychiater [naam 4] heeft een aanvullend rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 15 september 2022. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
De psychiater ziet geen aanleiding om het eerder gegeven advies te wijzigen. De psychiater adviseerde geen intensieve gedragsbehandeling maar een intensieve klinische behandeling gericht op de specifieke pathologie van de verdachte. Afhankelijk van zijn mogelijkheden kan binnen de behandelsetting beoordeeld worden hoe en waar (begeleid of beschermd wonen) de verdachte na de klinische behandeling het beste met passende begeleiding kan doorgroeien. Dus behandeling gericht op zoveel als mogelijk een optimale ontwikkeling en vooral duidelijk krijgen het niveau van zijn zelfredzaamheid in het leven, de mate van benodigde begeleiding daarbij en dus de mate beperkingen/mogelijkheden van deze verdachte. Vanwege de specifieke pathologie van de verdachte (verstandelijke beperking/verdenking autisme) en het richten van de klinische behandeling daarop zag de psychiater de langdurige behandelmogelijkheden binnen een civielrechtelijk kader als meest passend. Nu er door [naam 5] geen instemmingsverklaring is gegeven en de Raad het advies van [naam 5] voor een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel volgt, ziet de psychiater zich genoodzaakt om deze praktische redenen het eerdere advies (ten dele) bij te stellen. De rechtbank wordt geadviseerd om de mogelijkheden van een plaatsing bij De Catamaran (GGZ-E) binnen een voorwaardelijk PIJ-kader te onderzoeken. Vanaf het zeventiende jaar van de verdachte zijn er mogelijkheden voor vervolgbehandeling bij Trajectum Boschoord (levensloopplanning). Indien De Catamaran van GGZ-E ook niet tot de mogelijkheden behoort, dan zijn er geen alternatieven en rest de rechtbank niets anders dan een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen en deze ten uitvoer te leggen binnen een kleinschalige LVB-afdeling van een JJI, zodat de benodigde behandeling voor een zo optimaal mogelijk ontwikkeling en daarmee positieve beïnvloeding van het recidive risico geborgd is.
GZ-psycholoog [naam 6] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 29 juni 2022. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
In het onderzoek is vastgesteld dat er bij de verdachte sprake is van een verstandelijke beperking (licht tot matig). Passend bij de vastgestelde verstandelijke beperking heeft de verdachte moeite om goed en tijdig na te denken over de gevolgen van zijn gedrag (beperkt vermogen tot anticipatie en reflectie) en kan hij zijn handelen onvoldoende overzien. Hij heeft moeite om passende gedragsalternatieven te bedenken en het ontbreekt hem aan de remmende functies van het geweten en de empathie. Zo bezien werkt de verstandelijke beperking door in de ontwikkeling en het functioneren van de verdachte, zo ook in zijn gedragskeuzes en handelingen. Het is aannemelijk dat de verstandelijke beperking met de daaruit voortvloeiende beperkingen in de regulerende functies dan ook een rol speelden bij het ten laste gelegde, indien bewezen. Het is niet ondenkbaar dat er voor de verdachte een complexe situatie is ontstaan, waarbij hij door de verstandelijke beperking met de daaruit voortvloeiende problemen waarbij de gebrekkig ontwikkelde functies van het geweten en de empathie geen remmende werking hebben gehad op het handelen van de verdachte, tot ernstig grensoverschrijdend gedrag is gekomen. De psycholoog adviseert dan ook dit ten laste gelegde feit – indien bewezen – in een verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
Het risico op toekomstig gewelddadig of ander strafbaar gedrag (algemene recidive) wordt als hoog geschat. Het risico op toekomstig seksueel grensoverschrijdend gedrag wordt als matig geschat. Zo bezien komt er met name een antisociaal eerder dan een seksueel risicoprofiel naar voren.
Vanuit een gedragskundig perspectief kan worden gesteld dat de verstandelijke beperking van de verdachte door behandeling niet zal verminderen. Naar de mening van de psycholoog dient echter wel te worden ingegrepen op deze verstandelijke beperking, niet vanuit de gedachte dat deze beperking reparabel is, maar omdat gelet op het beschermende en verwennende karakter van de opvoeding van moeder, de verdachte mogelijk is onder-gestimuleerd en onduidelijk is in hoeverre hij kan profiteren van het gestructureerd aanleren en trainen van vaardigheden. Tevens dient aandacht te zijn voor de beïnvloedbaarheid en weerbaarheid, de zelfstandigheid en het aanleren van passende copingvaardigheden (onder andere hulp zoeken). Voor een zo gunstig mogelijke ontwikkeling met behandeling om het risico op toekomstig gewelddadig gedrag te verminderen is langdurige residentiele behandeling nodig. Op basis van de onderzoeksbevindingen wordt geconcludeerd dat de verdachte is aangewezen op een orthopedagogisch klimaat in een LVB-gespecialiseerde jeugdzorginstelling, waar een gestructureerde en voorspelbare leefomgeving kan worden geboden. De psycholoog acht een terugkeer naar huis niet aan de orde.
Het huidige ten laste gelegde en de ernst van de pathologie in combinatie met het hoge recidiverisico maken dat de psycholoog meent dat een gesloten start van de behandeling, zoals hierboven beschreven, noodzakelijk is. De pathologie zorgt voor disfunctioneren op meerdere levensgebieden. Een residentiële behandeling wordt noodzakelijk geacht, zodat de verdachte langdurig en intensief behandeld en begeleid kan worden. Voor het kunnen uitvoeren van bovengenoemde begeleiding wordt geadviseerd deze in het civielrechtelijk kader te realiseren met een ondertoezichtstelling en een gesloten machtiging uithuisplaatsing. Gelet op de pathologie van de verdachte en het aangrijpingspunt daarin (ondersteuning, begeleiding, training) prevaleert in dit geval het civielrechtelijk kader boven het strafrechtelijk kader. Plaatsing in een justitiële jeugdinrichting met een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel wordt op dit moment niet als passend gezien om de koers van de ontwikkeling van de verdachte bij te sturen. Allereerst zijn er minder ingrijpende alternatieven zoals geformuleerd en binnen de justitiële jeugdinrichting is het risico op verharding sterk aanwezig, hetgeen niet in het belang is van de meest gunstige ontwikkeling van de verdachte. De rechtbank wordt verder geadviseerd om de verdachte – bij een bewezenverklaring van de feiten – een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen met als voorwaarde een maatregel toezicht en begeleiding vanuit de jeugdreclassering met een maximale proeftijd van twee jaar. Mocht het civielrechtelijk kader onvoldoende blijken wanneer de visie van moeder en de verdachte niet overeenkomen met de hulpverleners en er onvoldoende gronden zijn voor een langer of strakker civiel kader, dient de voorwaardelijke PIJ als stok achter de deur (externe motivatie), zodat genoemde behandeling klinisch doorgang kan hebben voor de zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de verdachte en de vermindering van het risico op toekomstig gewelddadig gedrag.
GZ-psycholoog [naam 6] heeft een aanvullend rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 13 september 2022. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
De psycholoog is op basis van het psychologisch onderzoek d.d. 29 juni 2022 en het overleg met de psychiater nog steeds van mening dat de beschreven plek aangewezen is om de verdachte te bieden wat hij nodig heeft. Daar komt in mee dat de verdachte bij herhaling zegt open te staan voor hulpverlening en behandeling en ook moeder inmiddels heeft geaccepteerd dat de verdachte deze hulp elders zal moeten krijgen dan bij haar thuis. Nu er echter door een onafhankelijke gedragswetenschapper in het civiele kader geen instemming is gegeven en de Raad het advies van dhr. Visser voor een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel heeft gevolgd, ziet de psycholoog zich genoodzaakt om deze praktische redenen het eerdere advies (ten dele) bij te stellen en de implicaties daarvan te schetsen.
In beginsel zijn de verklaring van [naam 5] en het aanvullend schrijven van de Raad voor de psycholoog geen aanleiding om van advies te veranderen. Naar de mening van de psycholoog dienen idealiter de mogelijkheden tot plaatsing in instellingen voor gesloten jeugdhulp te worden onderzocht – indien dit nog niet is gebeurd. Mocht dit pad niet leiden tot een succesvolle plaatsing, dan adviseert de psycholoog de mogelijkheden van een plaatsing bij De Catamaran (GGzE) te onderzoeken, deze plaatsing zou gerealiseerd kunnen worden met het strafrechtelijk kader van de voorwaardelijke PIJ-maatregel, waarbij vanaf het zeventiende jaar van de verdachte ook Trajectum Boschoord in beeld kunnen komen voor vervolgbehandeling. Indien ook dit niet tot de mogelijkheden behoort, dan rest niets anders dan een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen, waarbij de uitvoering van deze maatregel dan – gelet op de licht verstandelijke beperking – noodzakelijkerwijs ten uitvoer moet worden gelegd op een kleinschalige LVB-afdeling. Gelet op de eerdere onderbouwing van de onwenselijkheid van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel blijft de psycholoog bij dit standpunt.
Ter terechtzitting op 27 september 2022 heeft de deskundige [naam 6] zijn rapportages gehandhaafd en nader toegelicht. De lichtverstandelijke beperking is het belangrijkste onderdeel van de problematiek van de verdachte. Om die beperking aan te grijpen is een langdurig traject nodig met in de toekomst een uitstroom naar een beschermde woonvorm. Een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel zou voor de behandeling van de verdachte niet optimaal zijn, omdat de nadruk moet liggen op het aanleren van gedrag en vaardigheden en niet het afleren van verkeerd gedrag waar vaak binnen de JJI de nadruk op ligt. De behandeling voor de verdachte moet wel in een klinische setting plaatsvinden, omdat er dan meer te halen is in zijn ontwikkeling en er intensief in kan worden gezet op het inslijten van nieuwe patronen. Hij heeft hulp nodig bij zijn ontwikkelingstaken en gelet op zijn verstandelijke beperking in combinatie met de opvoedsituatie heeft de verdachte dat onvoldoende kunnen doormaken. De verdachte heeft zijn plafond van zijn ontwikkeling nog niet bereikt. Het is echter ook onduidelijk waar zijn plafond ligt. De psycholoog benadrukt dat plaatsing op een kleinschalige LVB-afdeling hierbij van het grootste belang is, zodat kan worden aangesloten bij het niveau van de verdachte. In een normale groep is de kans op overvraging en negatieve beïnvloeding door jongvolwassenen met een hoger denk- en functioneringsniveau groot.
De deskundige kan en wil zijn advies voor het opleggen van een voorwaardelijke PIJ niet wijzigen, maar zegt zich te realiseren dat er in Nederland geen instelling beschikbaar is waar de verdachte terecht kan met zijn LVB-problematiek samen met de noodzaak tot een hoog beveiligd behandeltraject. Binnen een JJI zou wel plaatsing op een LVB afdeling mogelijk zijn, wat de psycholoog zeer passend acht, maar zou het orthopedagogisch karakter van de behandeling wellicht niet helemaal passend zijn. Daar tegenover staat dat plaatsing in een kliniek in het civiele kader – vooropgesteld dat een instelling de verdachte zou willen opnemen – niet zou aansluiten bij het niveau van de verdachte, dat hij snel negatief kan worden beïnvloed en dat het risicomanagement niet afdoende is. Hij zegt te kunnen begrijpen dat er voor de rechtbank dan wellicht geen andere mogelijkheid is dan het opleggen van de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel.
De deskundige [naam 2] , werkzaam bij de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, heeft ter terechtzittingen van 4 augustus 2022 en 27 september 2022 naar voren gebracht dat zij verschillende instellingen heeft benaderd met de vraag of zij behandeling kunnen bieden aan een jongere zoals de verdachte. Voor een klinische behandeling bij De Catamaran is de LVB-problematiek van de verdachte een contra-indicatie. In het meest gunstige geval dat de verdachte wel terecht zou kunnen bij de Catamaran duurt het nog maanden voordat hij geplaatst kan worden vanwege de wachtlijst en zal hij niet – zoals de wens lijkt te zijn van de Raad en de psycholoog – in een LVB groep komen Er is echter geen garantie dat de verdachte bij de Catamaran terecht kan. De verdachte zou het meest gebaat zijn bij een afdeling voor lichtverstandelijk beperkten van een instelling soortgelijk aan de Catamaran. Een dergelijke afdeling bestaat echter niet in Nederland en dat is een praktische belemmering waar tegenaan gelopen wordt. [naam 2] is het om die reden met de Raad eens dat een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel de enige optie is om de verdachte de benodigde behandeling te kunnen bieden met het bijbehorende risicomanagement.
Toerekeningsvatbaar
De rechtbank neemt de overwegingen en conclusies van de deskundige voor wat betreft de toerekeningsvatbaarheid over en acht de verdachte daarom verminderd toerekeningsvatbaar.
Strafmodaliteit en strafmaat
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf rekening gehouden met de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die blijken uit de rapportages.
Straf
Gezien de ernst van de feiten kan daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van jeugddetentie. De rechtbank zal daarom aan de verdachte een jeugddetentie voor de duur van 300 dagen opleggen.
PIJ-maatregel
De rechtbank stelt vast dat de gepleegde feiten misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Op grond van hetgeen de psycholoog, de psychiater, de Raad en de jeugdreclassering in hun rapporten vermelden en ter zitting hebben toegelicht is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van de misdrijven een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Daarnaast vereisen – gelet op het hoge recidiverisico dat is vastgesteld - de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een PIJ-maatregel. Deze maatregel acht de rechtbank in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
De rechtbank overweegt dat de PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit betekent dat verlenging van deze maatregel mogelijk is voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
De rechtbank zal, anders door de verdediging is verzocht, een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel opleggen. De deskundigen hebben de noodzaak van een hoog beveiligingsniveau en langdurige en klinische behandeling uitvoerig gemotiveerd. Een behandeling vanuit het ambulante kader zal onvoldoende effect sorteren bij de verdachte. De rechtbank is om die reden van oordeel dat een langdurige klinische behandeling met een hoog beveiligingsniveau/risicomanagement nodig is, zodat de verdachte de meeste baat heeft bij een behandeling en het recidiverisico kan worden beperkt.
Daar komt bij dat de verdachte vanwege zijn LVB-problematiek en het zedenkarakter van het tenlastegelegde feit niet terecht kan bij instellingen vanuit het civiele kader, en daarnaast - nu zijn LVB-problematiek op de voorgrond staat – niet op zijn plaats is in een instelling als de Catamaran. De deskundigen zijn het eens over het belang dat de verdachte op een plek kan verblijven en behandeld kan worden waar er wordt aangesloten bij zijn LVB denk-, leer- en functioneringsvermogen. Aansluiting bij en extra aandacht voor de LVB-problematiek vergroot de kans op een succesvolle behandeling en de kans dat de verdachte zich goed zal ontwikkelen. Daarom vindt de rechtbank het erg belangrijk dat de verdachte op een plek komt waar daar bijzondere aandacht voor is. Dit alles maakt dat een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel in dit specifieke geval het meest passend is.
De rechtbank wenst tot slot op te merken dat zij door alle deskundigen uitvoerig geïnformeerd is over de (on)mogelijkheden voor de behandeling van de verdachte en passende locaties, instellingen en/of groepen. Zij heeft de oplegging van de PIJ-maatregel, naast de juridische afwegingen, indachtig deze informatie en adviezen genomen. Hoewel de plaatsing van de verdachte in de executiefase van dit vonnis niet is voorbehouden aan de rechtbank, wil de rechtbank in dit geval benadrukken dat zij het van groot belang voor de ontwikkeling van deze jeugdige verdachte acht dat hij wordt geplaatst in een JJI met een groep voor jongeren met een licht verstandelijke beperking. De rechtbank neemt daarom in haar dictum expliciet op dat de voorkeur van plaatsing voor uitvoer van de PIJ-maatregel de JJI in Lelystad betreft.