ECLI:NL:RBDHA:2022:10367
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering en de beoordeling van verzekeringsgeneeskundig onderzoek
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de beëindiging van een Ziektewet-uitkering. De eiser, die voorheen als bagagemedewerker op Schiphol werkte, had zich ziekgemeld na een auto-ongeluk en ontving tot 31 januari 2021 een ZW-uitkering. Het primaire besluit van de Uwv om de uitkering te beëindigen werd genomen op basis van een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek, waaruit bleek dat de eiser in staat was om meer dan 65% van zijn eerdere loon te verdienen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Uwv zorgvuldig onderzoek heeft verricht en dat de medische rapporten van de verzekeringsartsen geen onzorgvuldigheden of tegenstrijdigheden bevatten. De eiser voerde aan dat zijn beperkingen door het whiplashtrauma niet goed waren ingeschat en dat de geduide functies niet geschikt waren. De rechtbank oordeelde echter dat de rapporten van de artsen voldoende duidelijk waren en dat de eiser geen objectieve medische beperkingen had die een andere conclusie rechtvaardigden.
De rechtbank concludeerde dat de beëindiging van de ZW-uitkering terecht was en dat het beroep van de eiser ongegrond was. De rechtbank wees ook op het feit dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 5 oktober 2022, en partijen werden geïnformeerd over hun recht om in beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.