ECLI:NL:RBDHA:2022:10351

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 februari 2022
Publicatiedatum
10 oktober 2022
Zaaknummer
NL21.11266
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing EU-verblijfsvergunning langdurig ingezetene en verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 februari 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een EU-verblijfsvergunning langdurig ingezetene en een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd. Eiser, een Chinese nationaliteit, had eerder een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, maar deze was verlopen. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag van eiser afgewezen, omdat hij niet voldeed aan de voorwaarden voor de EU-verblijfsvergunning en de verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 19 november 2021 behandeld, waarbij eiser zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet aan de inburgeringsvereisten voldeed en dat hij niet minimaal vijf jaar ononderbroken rechtmatig verblijf had gehad. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was en dat eiser in zijn procesrechten was benadeeld. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser en moest het griffierecht vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.11266
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A.H.H.M. Roelofs), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S.H.F. Pols).

Procesverloop

Met het besluit van 1 april 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een EU-verblijfsvergunning langdurig ingezetene afgewezen. Ook heeft verweerder beslist dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd en dat zijn huidige verblijfsvergunning niet wordt verlengd.
Met het besluit van 23 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 19 november 2021 op zitting behandeld. Eiser was niet aanwezig, maar heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder was, met voorafgaand bericht, niet aanwezig.
Met de beslissing van 30 november 2021 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en een aantal nadere vragen gesteld. Hierop heeft verweerder geantwoord met de brief van 2 december 2021. Eiser heeft vervolgens gereageerd met de brief van 15 december 2021.
Partijen hebben de griffier telefonisch meegedeeld dat zij akkoord zijn met het doen van uitspraak zonder een nadere zitting. Daarna heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en dit met de brief van 3 januari 2022 aan partijen meegedeeld.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [1989] en heeft de Chinese nationaliteit. Hij heeft een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, onder de beperking arbeid in loondienst, gekregen (onder meer) voor de periode van 15 april 2016 tot 1 januari 2021. Vóór het aflopen hiervan heeft hij op 18 september 2020 een aanvraag ingediend voor een
EU-verblijfsvergunning langdurig ingezetene.
2. Op 17 maart 2021 heeft verweerder een brief aan eiser gestuurd waarin staat dat hij er, behoudens tegenbewijs, vanuit gaat dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor de EU- verblijfsvergunning langdurig ingezetene. Om deze reden bekijkt verweerder of de geldigheidsduur van de op 1 januari 2021 verlopen verblijfsvergunning verlengd kan worden. Eiser moet volgens verweerder een formulier Aziatische horeca invullen en voldoen aan de vacaturemelding bij UWV. Vanwege de tijd die met dit laatste gemoeid is
schrijft verweerder:
“Daarom schort ik de beslistermijn ook op totdat er duidelijkheid is met betrekking tot de gevraagde bescheiden. Indien u hiermee niet akkoord gaat dient u mij dat mee te delen.”
3. Namens eiser is met de brief van 24 maart 2021 gereageerd. Hierin staat dat eiser vindt dat hij voldoet aan de voorwaarden voor de EU-verblijfsvergunning langdurige ingezetene, althans voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd. Hij verblijft namelijk al vanaf eind 2011 in Nederland en stelt sinds februari 2012 werkzaam te zijn op basis van een verblijfsvergunning voor arbeid in loondienst. De brief sluit af met de zin:
“Mijn inziens is het door u genoemde formulier Aziatische Horeca en een vacaturemelding bij UWV in dit geval namelijk niet nodig.”
4. Met het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een EU- verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen afgewezen. Ook heeft verweerder beslist dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd en dat zijn huidige verblijfsvergunning niet wordt verlengd. Hiertegen heeft eiser bezwaar gemaakt.
5. Daarna heeft eiser echter wel weer een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, onder de beperking arbeid in loondienst, gekregen voor de periode 25 juni 2021 tot
25 juni 2023.
Inhoud bestreden besluit (in essentie weergegeven)
6. Verweerder heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser komt volgens verweerder niet in aanmerking voor een EU-verblijfsvergunning langdurig ingezetene1 en ook niet voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd. Eiser heeft namelijk niet minimaal vijf jaar zonder onderbreking in Nederland gewoond, op basis van een geldige verblijfsvergunning regulier voor een niet-tijdelijk verblijf. Hij was in de periode van 15 april 2016 tot 1 januari 2021 in het bezit van een geldige verblijfsvergunning. Weliswaar heeft eiser eerder een geldige verblijfsvergunning gehad, maar deze is met terugwerkende kracht ingetrokken over de periode 1 november
1. Verweerder verwijst naar artikel 45b van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2014 tot 15 april 2016. Daarbij komt dat eiser niet heeft aangetoond dat hij aan het inburgeringsvereiste heeft voldaan.
7. Ook stelt verweerder dat eiser niet in aanmerking komt voor verlenging van zijn verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd (van 15 april 2016 tot 1 januari 2021). Deze is verleend op grond van het verrichten van arbeid in loondienst als kok ten behoeve van de Aziatische horeca. Eiser is niet vrij een werkgever naar keuze te zoeken. Het UWV moet toetsen of met het verrichten van de arbeid door eiser een wezenlijk Nederlands arbeidsbelang is gediend. Er is geen aanvraag ingediend voor een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (GVVA). Hierdoor was onvoldoende informatie aanwezig om het UWV te vragen advies uit te brengen. Dat geen sprake is van een verlenging en de verblijfsvergunningen nu niet op elkaar aansluiten, komt voor rekening en risico van eiser zelf. Hij had vóór het verlopen van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd een verlengingsaanvraag kunnen doen voor zijn verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en hoefde niet de beslissing op de aanvraag voor de EU- verblijfsvergunning langdurig ingezetene af te wachten, waar overigens een beslistermijn van zes maanden voor geldt.
8. Tot slot zijn volgens verweerder geen bijzondere omstandigheden aangevoerd of gebleken op grond waarvan aanleiding bestaat af te wijken van de beleidsregels.2
Beroepsgronden (in essentie weergegeven)
9. Voor wat betreft de gevraagde EU-verblijfsvergunning langdurig ingezetene en/of de verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd voert eiser aan dat hij weliswaar formeel een zogenoemd ‘verblijfsgat’ heeft (namelijk tussen 1 november 2014 en 15 april 2016), maar al die tijd feitelijk arbeid in loondienst heeft verricht in Nederland. Het is niet redelijk dat hem nu een formele fout wordt tegengeworpen, alleen maar omdat de werkgever van eiser hem niet juist heeft geïnformeerd. Eiser is van mening dat hij gedurende een langere periode een rechtspositie heeft opgebouwd en dat hij erop mocht vertrouwen dat deze zou worden voortgezet.
10. Over de geweigerde verlenging van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd (die afliep op 1 januari 2021) voert eiser aan dat hij op al op 24 maart 2021 op de brief van 17 maart 2021 heeft geantwoord dat het genoemde formulier naar zijn idee niet nodig was. Hij heeft echter nooit meegedeeld niet akkoord te zijn. Op 7 april 2021 is het vereiste formulier alsnog ingediend en is de vacaturemelding gedaan. Verweerder heeft te snel geconcludeerd dat eiser niet de gevraagde gegevens kon of wilde overleggen en heeft dus op basis van onvoldoende informatie de aanvraag tot verlenging afgewezen. Daarbij is eiser de kans ontnomen tijdig het noodzakelijke formulier te overleggen en de vacaturemelding te doen, doordat verweerder pas heel laat op het verlengingsverzoek heeft gereageerd (circa zes maanden later). Ook heeft verweerder niet gewaarschuwd een en ander tijdig te doen. Verweerder heeft hiermee in strijd gehandeld met het zorgvuldigheidsbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel. Dit alles maakt dat er bijzondere omstandigheden zijn om van de beleidsregels af te wijken.
2 artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb)

Beoordeling door de rechtbank

EU-verblijfsvergunning langdurig ingezetenen/ verblijfsvergunning regulier onbepaalde tijd
11. Voor zowel de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen als de verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd geldt als voorwaarde dat de betrokkene gedurende minimaal vijf jaar ononderbroken rechtmatig verblijf moet hebben gehad. Ook geldt voor beide type verblijfsvergunningen dat aan de inburgeringsvereisten moet zijn voldaan. Eiser heeft de stelling van verweerder dat hij niet aan de inburgeringsvereisten heeft voldaan, niet weersproken. Reeds om deze reden volgt de rechtbank verweerder in zijn standpunt dat eiser niet in aanmerking komt voor een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen of een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd.
Verlenging van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd (die afliep 1 januari 2021)
12. Op het aanvraagformulier, door eiser ondertekend op 11 september 2020, is als voorbedrukte tekst opgenomen:
“Ik vraag een EU/ verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen of een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd aan voor mijzelf/mijn kind/het kind dat ik wettelijk vertegenwoordig. In het geval dat deze aanvraag wordt afgewezen, vraag ik bij deze tevens verlenging aan van de geldigheidsduur van mijn huidige
verblijfsvergunning …”.Eiser heeft dus wel een aanvraag gedaan voor verlenging van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Dat was namelijk op dat moment zijn ‘huidige verblijfsvergunning’.
13. De rechtbank volgt verweerder in het standpunt dat eiser aan de voorwaarden opgenomen in B5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) moet voldoen, omdat hij niet vijf jaar in het bezit is geweest van een voor arbeid geldige verblijfsvergunning. Verweerder heeft eiser in de brief van 17 maart 2021 (zie onder 2) de mogelijkheid gegund alsnog hieraan te voldoen . In die brief is meegedeeld dat een formulier Aziatische horeca ingevuld moet worden en een vacaturemelding bij het UWV moet worden gedaan. Eiser heeft echter niet direct van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Uit de schriftelijke mededeling van eiser dat hij het formulier Aziatische horeca en de vacaturemelding niet nodig vond (zie onder 3), heeft verweerder kunnen en mogen opmaken dat niet de bereidheid bestond hieraan te voldoen. Het primaire besluit is niet te snel genomen. Er is geen sprake van bijzondere omstandigheden.3 Dat eisers vorige werkgever eerder een formele fout heeft gemaakt en hij niet goed op de hoogte is van de Nederlandse wetgeving is heel vervelend, maar komt voor risico van eiser.
14. In deze beroepsprocedure ligt het bestreden besluit ter beoordeling voor. Eiser heeft, ondanks zijn eerdere mededeling, alsnog het aanvraagformulier Aziatische horeca overgelegd en een vacaturemelding gedaan op 7 april 2021 (dus na het primaire besluit, maar vóór het bestreden besluit). In het kader van de volledige heroverweging in de bezwaarprocedure had het op de weg van verweerder gelegen om het aanvraagformulier Aziatische horeca en de vacaturemelding bij de beoordeling mee te wegen en duidelijk te motiveren waarom de nieuwe ingangsdatum van de verblijfsvergunning pas ligt op
25 juni 2021.
3 artikel 4:84 van de Awb
15. Verweerder heeft verduidelijkt dat de verlening/het opnieuw toekennen van de verblijfsvergunning vertraging heeft opgelopen, doordat eiser de stukken pas op 7 april 2021 heeft overgelegd. Verweerder is echter niet ingegaan op de vraag waarom vervolgens pas op 12 mei 2021 een advies aan UWV is gevraagd en waarom deze vertraging (tussen 7 april 2021 en 12 mei 2021) voor rekening en risico van eiser moet komen. Weliswaar beargumenteert verweerder dat een positief arbeidsmarktadvies van het UWV een noodzakelijke voorwaarde is, maar waarom dit dan pas ingaat op 25 juni 2021 is niet duidelijk geworden. Nu dit voor de rechtsgevolgen van het voorliggende bestreden besluit van belang is, had het wel op de weg van verweerder gelegen hier duidelijkheid over te geven. De rechtbank concludeert dat aan het bestreden besluit een motiveringsgebrek kleeft.
Conclusie
16. Het beroep is gegrond. Dit betekent dat eiser gelijk krijgt.
17. Het bestreden besluit wordt vernietigd.
18. De rechtbank draagt verweerder op binnen zes weken, na het verzenden van deze uitspraak, een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser, met in achtneming van deze uitspraak.
19. Omdat het beroep gegrond is, wordt verweerder veroordeeld de proceskosten van eiser te voldoen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 1.897,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zittingen en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na de heropeningsbeslissing met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).
20. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder
aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 181,- vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na het verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.897,50;
  • draagt verweerder op het griffierecht van € 181,- aan eiser te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. S. van den Broek, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
11 februari 2022
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
Mr. J.G. Nicholson S. van den Broek
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [Documentcode]
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de
dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.