Beoordeling door de rechtbank
EU-verblijfsvergunning langdurig ingezetenen/ verblijfsvergunning regulier onbepaalde tijd
11. Voor zowel de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen als de verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd geldt als voorwaarde dat de betrokkene gedurende minimaal vijf jaar ononderbroken rechtmatig verblijf moet hebben gehad. Ook geldt voor beide type verblijfsvergunningen dat aan de inburgeringsvereisten moet zijn voldaan. Eiser heeft de stelling van verweerder dat hij niet aan de inburgeringsvereisten heeft voldaan, niet weersproken. Reeds om deze reden volgt de rechtbank verweerder in zijn standpunt dat eiser niet in aanmerking komt voor een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen of een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd.
Verlenging van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd (die afliep 1 januari 2021)
12. Op het aanvraagformulier, door eiser ondertekend op 11 september 2020, is als voorbedrukte tekst opgenomen:
“Ik vraag een EU/ verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen of een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd aan voor mijzelf/mijn kind/het kind dat ik wettelijk vertegenwoordig. In het geval dat deze aanvraag wordt afgewezen, vraag ik bij deze tevens verlenging aan van de geldigheidsduur van mijn huidige
verblijfsvergunning …”.Eiser heeft dus wel een aanvraag gedaan voor verlenging van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Dat was namelijk op dat moment zijn ‘huidige verblijfsvergunning’.
13. De rechtbank volgt verweerder in het standpunt dat eiser aan de voorwaarden opgenomen in B5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) moet voldoen, omdat hij niet vijf jaar in het bezit is geweest van een voor arbeid geldige verblijfsvergunning. Verweerder heeft eiser in de brief van 17 maart 2021 (zie onder 2) de mogelijkheid gegund alsnog hieraan te voldoen . In die brief is meegedeeld dat een formulier Aziatische horeca ingevuld moet worden en een vacaturemelding bij het UWV moet worden gedaan. Eiser heeft echter niet direct van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Uit de schriftelijke mededeling van eiser dat hij het formulier Aziatische horeca en de vacaturemelding niet nodig vond (zie onder 3), heeft verweerder kunnen en mogen opmaken dat niet de bereidheid bestond hieraan te voldoen. Het primaire besluit is niet te snel genomen. Er is geen sprake van bijzondere omstandigheden.3 Dat eisers vorige werkgever eerder een formele fout heeft gemaakt en hij niet goed op de hoogte is van de Nederlandse wetgeving is heel vervelend, maar komt voor risico van eiser.
14. In deze beroepsprocedure ligt het bestreden besluit ter beoordeling voor. Eiser heeft, ondanks zijn eerdere mededeling, alsnog het aanvraagformulier Aziatische horeca overgelegd en een vacaturemelding gedaan op 7 april 2021 (dus na het primaire besluit, maar vóór het bestreden besluit). In het kader van de volledige heroverweging in de bezwaarprocedure had het op de weg van verweerder gelegen om het aanvraagformulier Aziatische horeca en de vacaturemelding bij de beoordeling mee te wegen en duidelijk te motiveren waarom de nieuwe ingangsdatum van de verblijfsvergunning pas ligt op
3 artikel 4:84 van de Awb
15. Verweerder heeft verduidelijkt dat de verlening/het opnieuw toekennen van de verblijfsvergunning vertraging heeft opgelopen, doordat eiser de stukken pas op 7 april 2021 heeft overgelegd. Verweerder is echter niet ingegaan op de vraag waarom vervolgens pas op 12 mei 2021 een advies aan UWV is gevraagd en waarom deze vertraging (tussen 7 april 2021 en 12 mei 2021) voor rekening en risico van eiser moet komen. Weliswaar beargumenteert verweerder dat een positief arbeidsmarktadvies van het UWV een noodzakelijke voorwaarde is, maar waarom dit dan pas ingaat op 25 juni 2021 is niet duidelijk geworden. Nu dit voor de rechtsgevolgen van het voorliggende bestreden besluit van belang is, had het wel op de weg van verweerder gelegen hier duidelijkheid over te geven. De rechtbank concludeert dat aan het bestreden besluit een motiveringsgebrek kleeft.
16. Het beroep is gegrond. Dit betekent dat eiser gelijk krijgt.
17. Het bestreden besluit wordt vernietigd.
18. De rechtbank draagt verweerder op binnen zes weken, na het verzenden van deze uitspraak, een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser, met in achtneming van deze uitspraak.
19. Omdat het beroep gegrond is, wordt verweerder veroordeeld de proceskosten van eiser te voldoen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 1.897,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zittingen en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na de heropeningsbeslissing met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).
20. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder
aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 181,- vergoedt.