ECLI:NL:RBDHA:2022:10346

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 oktober 2022
Publicatiedatum
10 oktober 2022
Zaaknummer
09-023202-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie door een minderjarige

Op 10 oktober 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2006, die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De zaak werd behandeld door de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken onder parketnummer 09/023202-22. De verdachte was op het moment van de zitting in voorlopige hechtenis en werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.R. Rens. De officier van justitie, mr. B.A.C. Looijestijn, eiste een jeugddetentie van 300 dagen, waarvan 155 dagen voorwaardelijk, vanwege de ernst van het feit en de maatschappelijke impact van het ongecontroleerde bezit van vuurwapens.

De rechtbank oordeelde dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen was, aangezien de verdachte het wapen en de munitie had bekend. De rechtbank benadrukte de risico's van het voorhanden hebben van vuurwapens, vooral in het licht van de groeiende problematiek rondom wapenbezit onder jongeren. De verdachte werd veroordeeld tot een jeugddetentie van 141 dagen, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering werd gebracht. De rechtbank besloot dat er geen ruimte was voor een voorwaardelijk strafdeel, gezien de omstandigheden en het gedrag van de verdachte.

De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 77a, 77g, 77i van het Wetboek van Strafrecht en artikel 26, 55 van de Wet wapens en munitie. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden. Het vonnis is uitgesproken door de kinderrechters M.P. Meeuwisse, H.J.M. Smid-Verhage en B. Martinez-Hammer, in aanwezigheid van griffier mr. M. Nijhuis.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09/023202-22
Datum uitspraak: 10 oktober 2022
Tegenspraak
Vonnis (vul parketnummer in)van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2006 te [geboorteplaats] ,
[adres]
op dit moment in voorlopige hechtenis verblijvende in [instelling] .

1.Het onderzoek ter zitting

De strafzaak tegen de verdachte is gelijktijdig, maar niet gevoegd met de zaak onder parketnummer 09/730117-21, inhoudelijk behandeld op de besloten zitting van 26 september 2022. Dit vonnis behelst alleen de zaak met parketnummer 09/023202-22.
De officier van justitie in deze zaak is mr. B.A.C. Looijestijn en de advocaat van de verdachte is mr. A.R. Rens te Den Haag. De verdachte is op de zitting verschenen.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt er van beschuldigd dat hij
hij, op of omstreeks 26 januari 2022 te 's-Gravenhage voorhanden heeft gehad
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwd gaspistool (geschikt om scherpe patronen van het kaliber 7,65 mm mee te verschieten), van het merk Voltran, type Ekol Major, kaliber 7,65 mm (.32 Auto) zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, en/of
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 4 stuks, Selier en Bellot van het kaliber 7,65mm.

3.Waardering van het bewijs

Het tenlastegelegde kan zonder nadere motivering bewezen worden verklaard. De verdachte heeft dit feit bekend en op zitting is door de verdediging geen vrijspraak bepleit.
In bijlage I heeft de rechtbank de bewijsmiddelen opgenomen. De rechtbank heeft volstaan met een opsomming, nu de verdachte dit feit heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit.

4.De bewezenverklaring

Op grond van de bewijsmiddelen en op grond van de conclusies hierboven, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het(vul de feitaanduidingen in) tenlastegelegde heeft begaan.
Bewezenverklaard wordt dat:
hij, op 26 januari 2022 te 's-Gravenhage voorhanden heeft gehad
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwd gaspistool (geschikt om scherpe patronen van het kaliber 7,65 mm mee te verschieten), van het merk Voltran, type Ekol Major, kaliber 7,65 mm (.32 Auto) zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, en
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 4 stuks, Selier en Bellot van het kaliber 7,65mm.
Het meer of anders tenlastegelegde is niet bewezen. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft taal- en/of schrijffouten in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is hierdoor niet benadeeld.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte

Het feit en de verdachte zijn strafbaar.(vul de feitaanduidingen in)

6.De straf en/of maatregel

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, voor het onder 09/023202-22 (de onderhavige zaak) en 09/730117-21 (gezamenlijk maar niet gevoegd behandeld) tenlastegelegde, een jeugddetentie voor de duur van 300 dagen geëist, waarvan 155 dagen voorwaardelijk. De verdachte is aangetroffen met een geladen vuurwapen op zak. Wanneer het tot een nieuwe confrontatie gekomen zou zijn, had dit een bloedbad tot gevolg kunnen hebben. Het is belangrijk dat een krachtig signaal wordt afgegeven dat dergelijk geweld niet wordt getolereerd in deze samenleving. Alleen een jeugddetentie van geruime duur is daarvoor passend.
6.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een omgebouwd gaspistool en munitie. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en heeft een enorme maatschappelijke impact. Het voorhanden hebben van vuurwapens vergroot het risico op daadwerkelijk gebruik daarvan aanzienlijk, met alle gevolgen van dien. Daarbij komt dat bij het wapen ook de bijbehorende munitie voorhanden was en dat de verdachte het wapen op straat bij zich droeg.
De rechtbank merkt voorts op dat de problematiek van het ongecontroleerde bezit van (zware) vuurwapens aan het groeien is en dat daartegen streng opgetreden moet worden.
Strafblad
De rechtbank stelt aan de hand van het strafblad van 9 augustus 2022 vast dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor wapenbezit.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming en de Pro Justitia-rapportage. Hierin is op basis van verricht onderzoek het navolgende geconcludeerd.
Pro Justitia-rapportage d.d. 28 april 2022 door psycholoog C. van den Bergh
De combinatie van individuele- en sociaal- contextuele factoren vormen een hoog risico op toekomstig gewelddadig gedrag als er geen pogingen worden ondernomen tot risicohantering. Er zijn weinig protectieve factoren. De te verwachten aard, frequentie en ernst van toekomstig geweld is afhankelijk van zijn betrokkenheid bij de dril rap groep. Indien hij inderdaad betrokken is bij de drillrap groep dan is het risico voor agressie en/of vergelding op korte- en op lange termijn aannemelijk. Het lijkt dan onwaarschijnlijk dat hij daarvan afstand kan nemen. Vermoedelijke slachtoffers kunnen dan jongeren van een concurrerende groep zijn. De geconstateerde emotionele achterstand van betrokkene, waardoor hij functioneel handelt gericht op zijn eigen belang op de korte termijn, is een enorm risico. Zijn gebrekkige sociale inzicht belemmert hem om adequaat de verschillende gevolgen van zijn handelen te overwegen. De loyaliteit aan vrienden is een tweede risico wat zijn gebrekkige sociale inzicht negatief kan beïnvloeden. Ook de zorg voor zijn eigen veiligheid maakt afstand nemen van zijn vriendengroep ingewikkeld. De persoonlijkheidspathologie is eveneens een risicofactor. Hoewel normen en waarden zijn aangeleerd en hij naar vrienden en familie wel wederkerigheid kan laten zien, integreert dat onvoldoende in de beslissingen die hij neemt, wanneer hij te maken heeft met de gedragscodes passend bij de groep waartoe hij op dat moment hoort. Sociaal isolement en verveling kunnen aanleiding zijn om zich aan te sluiten bij groepen die hem voor zijn
gevoel accepteren en waarderen.
Rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 22 september 2022
[verdachte] heeft een tijd in schorsende voorwaarden gelopen, waarbij er vanuit de verschillende instanties in samenspraak een zorgvuldig plan is gemaakt. In dit plan met mogelijkheden wat betreft scholing, behandeling, begeleiding, en beperkingen wat betreft gebiedsverbod en controle door middel van een enkelband.
Gesprekken met zowel moeder als ook [verdachte] , om de ernst van de situatie te bespreken, en te bezien op mogelijkheden, buiten de regio wonen/werken, hebben niet geleid tot een acceptabele blijvende gedragsverandering van [verdachte] .
[verdachte] wilde niet enkel beperkingen, had behoefte aan meer vrijheid en mogelijkheden tot contact met leeftijdsgenoten. Moeder beschrijft dit als “oog hebben voor zijn welzijn”, waarbij hij op een manier opgroeit, passend bij zijn leeftijd. Moeder onderkent als geen ander de noodzaak van veiligheid voor haar zoon.
Overtredingen van de schorsende voorwaarden hebben uiteindelijk geleid tot de opheffing van zijn schorsing, en sinds 04-07-2022 verblijft [verdachte] weer in de JJI Teylingereind.
Bij de laatste raadkamer d.d. 30-08-2022 is er met moeite een plan gemaakt, waarbij [verdachte] zich niet wilde houden aan de voorgestelde beperkingen.
[verdachte] is wat leeftijd betreft nog erg jong, hij zal doordrongen moeten zijn van de ernst van zijn situatie en de zorgen die er zijn rondom zijn (fysieke veiligheid). Hij zal volledig afstand moeten nemen van de drillrap!
[verdachte] heeft nog volop begeleiding en (bij)sturing nodig richting zelfstandigheid en het op orde krijgen van zijn leven. Het is van groot belang dat [verdachte] zijn gedragstekorten aanvult, risico situaties leert herkennen en beoordelen en beperkingen accepteert. Zijn moeder heeft hier een grote belangrijke rol in en zal hem hierbij volop begeleiden en ondersteunen.
Mevrouw Adli heeft, namens de jeugdreclassering, als deskundige ter terechtzitting het volgende verklaard. Er is nog steeds vrees voor de acute veiligheid van de verdachte. Om die reden kan hij ook niet naar school binnen de regio. Het toezicht en de begeleiding dat eerder uitgevoerd is, bleek niet uitvoerbaar te zijn. Er is geen zicht op wat de verdachte doet, ook wanneer hij een enkelband heeft. Ook was hij niet open en eerlijk over waar hij was. De verdachte is wel gemotiveerd voor een coach en behandeling bij De Waag. Behandeling op locatie bij De Waag is vanwege de veiligheid van de verdachte niet mogelijk. Daarom wordt nu gekeken of behandeling kan plaatsvinden op een andere locatie.
Mevrouw Holtus heeft, namens de Raad voor de Kinderbescherming, als deskundige ter terechtzitting verklaard dat het moeilijk is om de verdachte te begeleiden als hij niet wil meewerken aan de voorwaarden zoals die er liggen. Er zijn zorgen om de veiligheid van de verdachte en het is belangrijk dat hij beschermd wordt. Dat kan door middel van het plan dat de jeugdreclassering heeft opgesteld, ook al is dat voor de verdachte moeilijk om te accepteren. Het lukt de verdachte niet alleen om uit de groep te komen waarin hij zich bevindt, daar heeft hij hulp bij nodig. De Waag kan hopelijk doordringen tot de verdachte, zodat hij kan overzien wat er allemaal speelt en inzicht krijgt. Gekeken moet worden hoe het gezin ondersteund kan worden en welke afspraken met elkaar gemaakt kunnen worden.
Op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit, de oriëntatiepunten, de justitiële documentatie, de persoon en persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die blijken uit de rapportages en hetgeen door betrokkenen ter zitting naar voren is gebracht.
De rechtbank vindt een aanzienlijke jeugddetentie op zijn plaats. Gelet op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte is het aangewezen dat hij op verschillende gebieden wordt ondersteund. Een voorwaardelijk deel van de straf met bijzondere voorwaarden ligt om die reden dan ook voor de hand. De rechtbank ziet hier echter geen mogelijkheden toe. Voor een voorwaardelijk strafdeel van enige duur waardoor de verdachte wellicht bewogen zou worden mee te werken aan bijzondere voorwaarden, is gelet op de oriëntatiepunten en de tijd dat de verdachte reeds in voorarrest heeft verbleven geen ruimte meer. Daar komt nog bij dat ter terechtzitting door de jeugdreclassering is verklaard dat het toezicht en de begeleiding onuitvoerbaar zijn doordat de verdachte zich niet wil houden aan voorwaarden. De verdachte zelf heeft ter zitting aangegeven liever zijn vrijheidsstraf uit te zitten dan zich nog aan vrijheidsbeperkende voorwaarden te willen houden. Dit heeft hij feitelijk gedaan. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen ruimte meer voor een voorwaardelijk strafdeel met voldoende afschrikwekkende werking voor de verdachte om zich aan bijzondere voorwaarden te houden. De rechtbank acht, gelet op de ernst van het feit dat bovendien door de verdachte is gepleegd terwijl hij in een schorsing liep, een forse onvoorwaardelijke jeugddetentie conform het voorarrest passend en geboden.
7. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
77a, 77g, 77i van het Wetboek van Strafrecht (vul de feitaanduidingen in)en artikel 26, 55(vul de feitaanduidingen in) van de Wet wapens en munitie(vul de feitaanduidingen in).
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 4 is omschreven en kwalificeert dit als
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen en munitie van categorie III;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
straf
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentievoor de duur van
141 dagen
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van deze jeugddetentie wordt afgetrokken;
voorlopige hechtenis
heft het bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde op met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.P. Meeuwisse, kinderrechter, voorzitter,
mr. H.J.M. Smid-Verhage, kinderrechter,
en mr. B. Martinez-Hammer, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 10 oktober 2022.
Mr. Smid-Verhage en mr. Martinez-Hammer zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage I
Opgave van bewijsmiddelen
1. Het proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris, door deze in de wettelijke vorm opgemaakt op 28 januari 2022(vul de feitaanduidingen in), inhoudende de verklaring van de verdachte(vul de feitaanduidingen in);
2. Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2022025967-2(vul de feitaanduidingen in) (pagina 12-14(vul de feitaanduidingen in)(vul de feitaanduidingen in)van het dossier(vul de feitaanduidingen in)), inhoudende het relaas van de [verbalisant 1] ;
3. Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2022025967-26(vul de feitaanduidingen in) (pagina 64-66(vul de feitaanduidingen in)(vul de feitaanduidingen in)van het dossier(vul de feitaanduidingen in)), inhoudende het relaas van de [verbalisant 2] .
Alle hierboven genoemde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.