ECLI:NL:RBDHA:2022:10333
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning op basis van schijnrelatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 september 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning. Eiser, een Marokkaanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel verblijf bij zijn partner. De aanvraag werd afgewezen op basis van het oordeel van verweerder dat er sprake was van een schijnrelatie. Verweerder had onder andere het proces-verbaal van een huisbezoek door de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) en de daaropvolgende verklaringen van eiser en zijn partner betrokken in de beoordeling. De rechtbank oordeelde dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt had gesteld dat de relatie onvoldoende was onderbouwd en dat er tegenstrijdigheden waren in de verklaringen van eiser en zijn partner. Eiser had aangevoerd dat de afwijzing onterecht was, maar de rechtbank volgde dit niet. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag terecht was afgewezen en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. S.N. Abdoelkadir, rechter, in aanwezigheid van mr. B. Tijssen, griffier.