ECLI:NL:RBDHA:2022:10332

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 oktober 2022
Publicatiedatum
10 oktober 2022
Zaaknummer
SGR 21/6391
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van WIA-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een WIA-uitkering ontving, en het UWV. Het UWV had op 30 april 2021 besloten om de WIA-uitkering van eiseres per 1 juli 2021 te beëindigen, omdat zij volgens hun beoordeling per 22 maart 2021 slechts 17,36% arbeidsongeschikt was. Eiseres was het niet eens met dit besluit en heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in detail bekeken, waarbij eiseres aanvoerde dat haar arbeidsongeschiktheid hoger was dan door het UWV vastgesteld. Ze stelde dat de verzekeringsarts onvoldoende rekening had gehouden met haar klachten aan de nek en pols en dat het onderzoek onzorgvuldig was uitgevoerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de medische situatie van eiseres op zorgvuldige wijze heeft beoordeeld. De verzekeringsarts had de medische informatie en klachten van eiseres in haar beoordeling meegenomen en had geen aanleiding gezien om de mate van arbeidsongeschiktheid te verhogen. De rechtbank oordeelde dat de rapporten van de verzekeringsartsen aan de vereisten voldeden en dat er geen nieuwe medische feiten naar voren waren gekomen die de beoordeling konden veranderen. Eiseres had geen objectieve onderbouwing voor haar klachten op de datum in geding, en de rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had besloten dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat de beëindiging van de WIA-uitkering door het UWV standhield. Eiseres kreeg geen gelijk en de proceskosten werden niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/6391

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. M.A. Bakker).

Procesverloop

Met het besluit van 30 april 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV de uitkering die eiseres ontving op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 1 juli 2021 beëindigd omdat eiseres per 22 maart 2021 17,36% arbeidsongeschikt is.
Met het besluit van 27 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiseres had een WIA-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Het UWV heeft op verzoek van de ex-werkgever een herbeoordeling gedaan van de arbeidsongeschiktheid van eiseres.
2. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiseres onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 22 maart 2021 (de datum in geding). Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er vijf functies zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige heeft drie van deze functies gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid. Eiseres kan met de middelste van deze drie functies 82,64% verdienen van het loon van haar laatst verrichte arbeid. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 17,36%. Omdat dit betekent dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, heeft eiseres volgens het UWV vanaf 1 juli 2021 geen recht meer op een WIA-uitkering.
3. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep kon zich ook vinden in de beoordeling van de arbeidsdeskundige. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiseres vindt

4. Eiseres is het niet met het UWV eens. Zij verzoekt om dat wat zij in bezwaar heeft aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen. Eiseres stelt dat zij meer arbeidsongeschikt is dan aangenomen door het UWV. De verzekeringsarts heeft onvoldoende rekening gehouden met de klachten aan haar nek en pols. Volgens eiseres is het lichamelijk onderzoek door de verzekeringsarts onzorgvuldig uitgevoerd en is er geen sprake van normale beweeglijkheid van de nek en pols. Verder stelt eiseres dat zij met haar beperkingen de functies die het UWV geschikt vindt, niet kan verrichten.

Waarover het gaat in deze zaak

5. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres voor 17,36% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 22 maart 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

6
.De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 22 maart 2021 voor 17,36% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank zal dat uitleggen.
7
.Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar dat wat zij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
8. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
9. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Zij heeft eiseres op het spreekuur gezien en onderzocht. Ook heeft zij informatie opgevraagd bij de behandelend orthopedisch chirurg. Zij heeft beschreven dat de ernst van de geclaimde klachten niet kan worden geobjectiveerd. De informatie van de behandelaar sluit aan bij de eigen onderzoeksbevindingen. De verzekeringsarts vindt dat de belastbaarheid is verbeterd sinds de eerdere beoordeling in 2019, maar eiseres heeft nog wel enige beperkingen op het mentale en fysieke vlak.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapport van 2 augustus 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet geen aanleiding om anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts. Hij vindt dat het onderzoek van de verzekeringsarts op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden en er zijn geen verdere aanwijzingen voor meer beperkingen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet geen medische argumenten om af te wijken van het oordeel van de verzekeringsarts.
11
.In beroep heeft eiseres medische informatie ingebracht van twee orthopedisch chirurgen, een plastisch chirurg, huisarts, fysiotherapeut en neurochirurg. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn aanvullende rapport van 18 januari 2022 gemotiveerd dat deze informatie geen aanleiding geeft om het standpunt te wijzigen.
12. De rechtbank constateert dat de verzekeringsarts uitgebreid verslag heeft gedaan van het spreekuur. Ook waren de afwijkingen aan de nek en de operaties van de pols bekend. Gelet hierop ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding om het onderzoek onzorgvuldig te achten.
13. De verzekeringsartsen hebben alle klachten van eiseres en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
14. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat er geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid, maar dat eiseres wel verminderd belastbaar is op het mentale en fysieke vlak. In de FML heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor het persoonlijk en sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen.
15
.De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 2 augustus 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiseres in stand kan blijven. Hij onderschrijft het standpunt dat er benutbare mogelijkheden zijn. Wat betreft de nekklachten geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan dat eiseres de nek wel volledig lijkt te kunnen bewegen, maar dit vermijdt uit angst voor pijn. Maar ook dan is de beweeglijkheid nog wel dusdanig dat er geen beperking nodig is in de FML. Verder blijken uit het lichamelijk onderzoek en de observaties van de verzekeringsarts geen beperkingen aan de linkerpols. De klachten zijn niet objectiveerbaar.
16. Eiseres voert aan dat het UWV ten onrechte geen verdergaande beperkingen heeft aangenomen voor de nek- en polsklachten. Zij onderbouwt dit met medische informatie van de orthopedisch chirurgen, plastisch chirurg, huisarts, fysiotherapeut en neurochirurg.
17. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft deze informatie overwogen in zijn rapport van 18 januari 2022. Uit deze informatie komen geen nieuwe medische feiten naar voren. De bevindingen van de orthopedisch chirurg waren bekend en zijn meegenomen in de beoordeling. De informatie over recentere onderzoeken levert geen nieuwe inzichten op. Er is geen reden om aanvullende beperkingen voor de nekklachten op te nemen. Wat betreft de pols heeft de plastisch chirurg slechts minimale afwijkingen (geen artrose) gevonden. De verzekeringsarts heeft bij onderzoek geen afwijkingen aan de pols gevonden. Dit was gelet op de bevindingen van de plastisch chirurg achteraf ook niet te verwachten.. Er is dus ook geen reden om aanvullende beperkingen op te nemen voor de polsklachten.
18
.De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom de in beroep overgelegde stukken geen reden vormen om meer beperkingen aan te nemen. Hij heeft voor zowel de nek- als polsklachten toegelicht dat de situatie zoals deze bekend is bij de behandelaren al is meegewogen in de beoordeling. Verder leidt de informatie niet tot nieuwe inzichten.
19. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiseres klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing van de klachten die eiseres ervaart op 22 maart 2021.
De arbeidskundige beoordeling
20. Uitgaande van de juistheid van de bij eiseres vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
21. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiseres op 22 maart 2021 met de middelste van de voor de schatting gebruikte functies 82,64% kan verdienen van het loon van haar laatst verrichte arbeid, zodat eiseres voor de overige 17,36% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

22. Het UWV heeft terecht de WIA‑uitkering van eiseres beëindigd vanaf 1 juli 2021, omdat zij vanaf 22 maart 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
23. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 6 oktober 2022 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.