ECLI:NL:RBDHA:2022:10328
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in strafzaak wegens verjaring en gebrek aan belang
Op 10 oktober 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1948, die als feitelijk bestuurder van een failliete rechtspersoon wordt beschuldigd van verschillende strafbare feiten, waaronder het niet voldoen aan administratieve verplichtingen en verduistering. De zaak is eerder behandeld op 15 februari 2017, waarbij de rechtbank de behandeling aanhield en getuigen hoorde. Na een lange periode zonder zittingen heeft het Openbaar Ministerie op 26 september 2022 de niet-ontvankelijkheid in de vervolging gevorderd, omdat de feiten inmiddels 8,5 tot 11 jaar oud zijn en er geen belang meer zou zijn bij voortzetting van de strafzaak. De verdachte was niet aanwezig, maar zijn raadsvrouw, mr. E. Benhaim, was wel aanwezig en steunde het standpunt van het OM.
De rechtbank heeft de argumenten van het OM en de verdediging zorgvuldig gewogen. De rechterlijke toetsing van de beslissing van het OM om niet verder te vervolgen, geschiedt met terughoudendheid. De rechtbank concludeert dat het OM zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen belang meer is bij de voortzetting van de strafvervolging. De rechtbank verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging, waarbij zij benadrukt dat dit niet in strijd is met de beginselen van een goede procesorde. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.