ECLI:NL:RBDHA:2022:10308

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 oktober 2022
Publicatiedatum
7 oktober 2022
Zaaknummer
C/09/634067 / HA ZA 22-718
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis inzake verzoek om afgifte Brussel-certificaat en toewijzing van vorderingen in civiele procedure

In deze civiele procedure, die diende voor de Rechtbank Den Haag, heeft eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.M. Ravestijn, een vordering ingesteld tegen gedaagde, die niet is verschenen. De procedure begon met een dagvaarding op 10 augustus 2022, gevolgd door een rolzitting op 24 augustus 2022 en een verstek verleend op 7 september 2022. De rechtbank heeft de vorderingen van eiser beoordeeld en deze niet ongegrond of onrechtmatig bevonden. De rechtbank heeft de vorderingen toegewezen, met uitzondering van de wettelijke handelsrente over een lening van € 14.000,00, omdat niet aan de wettelijke voorwaarden was voldaan. Wel is de wettelijke rente ex artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek toegewezen.

Eiser heeft tevens verzocht om afgifte van een certificaat op grond van artikel 53 van de Verordening EU Nr. 1215/2012. Dit verzoek is door de rechtbank toegewezen, en het voorgeschreven formulier zal gelijktijdig met het vonnis worden afgegeven. Gedaagde is veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 3.238,87. De rechtbank heeft in haar beslissing onder andere bepaald dat gedaagde aan eiser een bedrag van € 14.000,00 moet betalen, vermeerderd met contractuele en wettelijke rente, en buitengerechtelijke incassokosten. Het vonnis is uitgesproken op 5 oktober 2022 door mr. M.L. Harmsen en mr. P. Dondorp, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/634067/HA ZA 22-718
Vonnis van 5 oktober 2022
in de zaak van
[eiser]te [plaats 1],
eiser,
advocaat: mr. L.M. Ravestijn te Amsterdam,
tegen
[gedaagde]te [plaats 2],
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 10 augustus 2022, tegen de eerste rolzitting van 24 augustus 2022;
  • de akte overlegging producties 1 – 5 (waaronder de beslagstukken);
  • het ter rolzitting van 7 september 2022 tegen gedaagde verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Voor de ingestelde vorderingen en de daartoe gestelde feiten verwijst de rechtbank, gelet op artikel 230 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, kortheidshalve naar de aan dit verstekvonnis gehechte en gewaarmerkte kopie van de dagvaarding.
2.2.
De vorderingen komen de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voor. Daarom worden deze toegewezen op de wijze zoals hierna volgt, met dien verstande dat over de lening van € 14.000,00 niet de wettelijke handelsrente verschuldigd zal zijn omdat niet aan de wettelijke voorwaarden hiervoor is voldaan. De rechtbank zal wel de wettelijke rente ex artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek toewijzen.
2.3.
Eiser heeft de rechtbank verzocht om afgifte van een certificaat op grond van artikel 53 van de Verordening EU Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken. Dit verzoek zal worden toegewezen. De rechtbank zal gelijktijdig met dit vonnis het voorgeschreven formulier afgeven.
2.4.
Gedaagde zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van eiser worden begroot op:
- dagvaarding € 125,03
- beslagkosten € 370,84
- griffierecht (inclusief beslagrekest) € 1.301
- salaris advocaat (inclusief beslagrekest)
€ 1.442(2,0 punten × tarief III)
Totaal € 3.238,87

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiser van € 14.000,00, te vermeerderen met een bedrag van € 6.416,69 aan contractuele rente berekend tot en met 31 december 2020, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over het bedrag van € 14.000,00 vanaf 1 januari 2021 tot aan de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiser van € 9.000,00, te vermeerderen met de contractuele rente over dit bedrag van 10% per jaar vanaf 1 maart 2019 tot aan de dag van volledige betaling;
3.3.
veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiser van € 1.005,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
3.4.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiser tot op heden begroot op € 3.238,87;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L. Harmsen en in het openbaar uitgesproken door mr. P. Dondorp op 5 oktober 2022, in tegenwoordigheid van de griffier.
Type: 309 /1366