ECLI:NL:RBDHA:2022:10283
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van onvoldoende aannemelijkheid identiteit en veilig land van herkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 februari 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiser, een asielzoeker uit Marokko, tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser niet in staat was zijn identiteit aannemelijk te maken. Eiser had aangevoerd dat hij in Marokko problemen had met zijn familie, maar de rechtbank oordeelde dat de identiteit van eiser niet geloofwaardig was. Dit werd onderbouwd door bevindingen uit de telefoon van eiser, waaruit bleek dat hij mogelijk een andere naam en geboortedatum had dan hij had opgegeven. De rechtbank concludeerde dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn gestelde identiteit en dat hij ook niet aannemelijk had gemaakt dat hij geen documenten kon verkrijgen om zijn identiteit te onderbouwen.
Daarnaast oordeelde de rechtbank dat Marokko terecht als veilig land van herkomst was aangemerkt. Eiser had niet kunnen aantonen dat hij in zijn specifieke situatie niet beschermd kon worden door de Marokkaanse autoriteiten. De rechtbank wees erop dat de Staatssecretaris op basis van diverse rapportages en herbeoordelingen had geconcludeerd dat Marokko in het algemeen veilig was. Eiser's beroep werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak aangegeven, waarbij hoger beroep mogelijk was bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.