ECLI:NL:RBDHA:2022:10238
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het uitstelverzoek voor het indienen van een zienswijze in asielprocedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 oktober 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser had tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld, omdat zijn aanvraag niet in behandeling was genomen op grond van de Dublinverordening, waarbij Spanje verantwoordelijk werd gesteld voor de behandeling van zijn aanvraag. Eiser betoogde dat verweerder ten onrechte geen uitstel had verleend voor het indienen van een zienswijze, ondanks dat zijn gemachtigde tijdig had verzocht om uitstel in verband met een aangekondigde vakantie. De rechtbank oordeelde dat de strikte beleidsregel van verweerder, die geen uitstel toestond, niet in verhouding stond tot het belang van eiser en in strijd was met het evenredigheidsbeginsel. De rechtbank concludeerde dat verweerder niet kon tegenwerpen dat eiser niet tijdig om uitstel had verzocht, waardoor het bestreden besluit een gebrek vertoonde. De beroepsgrond van eiser slaagde, en de rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand. Eiser had ook aangevoerd dat de leefomstandigheden in Spanje in strijd waren met internationale verdragen, maar de rechtbank oordeelde dat eiser hierin niet was geslaagd. De rechtbank veroordeelde verweerder tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1518,-.