ECLI:NL:RBDHA:2022:10195

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juli 2022
Publicatiedatum
5 oktober 2022
Zaaknummer
C/09/616120 / FA RK 21-5248
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen, zorgregeling en alimentatie vastgesteld

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juli 2022 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die in 2020 met elkaar zijn gehuwd en samen twee minderjarige kinderen hebben. De vrouw heeft verzocht om echtscheiding met nevenvoorzieningen, waaronder een zorgregeling voor de kinderen en alimentatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en heeft het verzoek tot echtscheiding toegewezen. De hoofdverblijfplaats van de kinderen is bij de vrouw bepaald, met een zorgregeling waarbij de man de kinderen om de week in het weekend en op dinsdag na school tot 19:00 uur bij zich heeft. De rechtbank heeft ook de kinderalimentatie vastgesteld op € 112,- per kind per maand, rekening houdend met de draagkracht van beide ouders. De vrouw heeft geen aanvullende behoefte aan partneralimentatie, en het verzoek daartoe is afgewezen. De rechtbank heeft de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap goedgekeurd, zoals overeengekomen door partijen. De proceskosten zijn gecompenseerd, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Zaak- en rekestnummers:
  • C/09/616120 (echtscheiding) en C/09/623360 (verdeling)
  • FA RK 21-5248 (echtscheiding) en FA RK 21-9019 (verdeling)
Datum beschikking: 12 juli 2022

Echtscheiding met nevenvoorzieningen

Beschikking op het op 30 juli 2021 ingekomen verzoek van:

[naam X] ,

de vrouw,
wonende in [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
advocaat: mr. H.H.R. Bruggeman, gevestigd te Leiderdorp.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[naam Y] ,

de man,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. R.W. van den Hoek, gevestigd te Leiden.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het F9-formulier van 7 september 2021 van de vrouw;
  • het F9-formulier met bijlagen van 4 oktober 2021 van de vrouw;
  • het verweerschrift, tevens zelfstandige verzoeken van de man, binnen gekomen op 7 oktober 2021;
  • het verweerschrift op de zelfstandige verzoeken van de vrouw, binnen gekomen op 6 december 2021;
  • het F9-formulier van 11 januari 2022 van de vrouw;
  • het F9-formulier van 18 januari 2022 van de man;
  • het verweerschrift op het aanvullende verzoek van de man, binnen gekomen op 1 maart 2022;
  • het F9-formulier met bijlagen van 1 juni 2022 van de vrouw;
  • het F9-formulier met bijlagen van 3 juni 2022 van de man.

Feiten

  • De man en de vrouw zijn op [datum huwelijk] 2020 te [plaats huwelijk] met elkaar gehuwd.
  • Zij zijn de ouders van de volgende minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] .
  • De man heeft de kinderen erkend.
  • De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.
  • Deze rechtbank heeft op 15 maart 2022 voorlopige voorzieningen getroffen, voor zover hier van belang inhoudende dat:
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2017 in [geboorteplaats] , en [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2011 in [geboorteplaats] , voorlopig bij de man verblijven:
  • om de week, van vrijdag uit school tot zondag 17:00 uur;
  • iedere dinsdag uit school tot 19:00 uur, en zodra de man over een zelfstandige woonruimte beschikt tot woensdag naar school;
  • alsmede de helft van de vakanties en feestdagen, in onderling overleg te bepalen;
  • de man aan de vrouw, met ingang van 21 januari 2022, een voorlopige kinderalimentatie ten behoeve van [minderjarigen] zal betalen van € 95,25 per kind per maand.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de vrouw, zoals dat na wijziging luidt, strekt tot echtscheiding, met nevenvoorzieningen tot:
  • bepaling dat het over te leggen ouderschapsplan aan de beschikking wordt gehecht;
  • bepaling, bij gebreke aan een ouderschapsplan, dat het hoofdverblijf van Tessa en Casper bij de vrouw zal zijn;
  • bepaling, bij gebreke aan een ouderschapsplan, dat de zorgregeling tussen de man en de kinderen wordt vastgesteld op:
- één weekend per veertien dagen, van vrijdag 18:30 uur tot zondag 21:00 uur;
- iedere dinsdag uit school tot woensdag naar school;
- de helft van de vakantie- en feestdagen, in onderling overleg vast te stellen;
  • bepaling, bij gebreke aan een ouderschapsplan, dat de man aan de vrouw maandelijks een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen van € 274,- per kind per maand zal voldoen, dan wel een bedrag door de rechtbank in goede justitie te bepalen;
  • bepaling dat de man aan de vrouw, als bijdrage in haar levensonderhoud, € 1.306,- bruto per maand dient te voldoen, dan wel een bedrag door de rechtbank in goede justitie te bepalen;
  • bepaling, bij gebreke aan een echtscheidingsconvenant, dat aan de man wordt toegedeeld:
- de inboedelgoederen op de door de vrouw als productie 7 overgelegde lijst;
- de bankrekening op naam van de man, [bankrekeningnummer] , onder de verplichting
met de vrouw de helft van het saldo op de peildatum te verrekenen;
- de teruggave van de Belastingdienst, onder de verplichting aan de vrouw de helft van
het saldo van de teruggave te doen toekomen;
- bepaling, bij gebreke aan een echtscheidingsconvenant, dat aan de vrouw wordt toegedeeld:
- het huurrecht van de huurwoning aan de [adres] ( [postcode] ) te [woonplaats] ;
- de inboedelgoederen, die niet voorkomen op de door de vrouw overgelegde lijst, in de echtelijke woning aan de [adres] ( [postcode] ) te [woonplaats] ;
- de rekening op naam van de vrouw, [bankrekeningnummer] , onder de verplichting met
de man de helft van het saldo op de peildatum te verrekenen;
- de vier genoemde schulden bij de Belastingdienst, onder de verplichting voor de man
om aan de vrouw de helft van het saldo van deze schulden te voldoen;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De man voert – onder referte ten aanzien van de echtscheiding, de hoofdverblijfplaats van de kinderen en het huurrecht van de voormalige echtelijke woning – nog verweer tegen de overige verzoeken van de vrouw, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Verder verzoekt de man zelfstandig:
- te bepalen dat aan de vrouw de auto wordt toebedeeld, onder de verplichting dat de vrouw aan de man een bedrag van € 500,- wegens overbedeling voldoet;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vrouw voert verweer tegen het zelfstandige verzoek van de man, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Echtscheiding
Ontvankelijkheid
Door partijen is geen door beide partijen ondertekend ouderschapsplan overgelegd overeenkomstig artikel 815, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). Nu het ouderschapsplan in de wet geformuleerd is als een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding waarbij minderjarige kinderen zijn betrokken, heeft de rechtbank de bevoegdheid het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815, zesde lid, Rv).
Naar het oordeel van de rechtbank is uit de overgelegde stukken en het verhandelde op de zitting voldoende gebleken dat partijen niet in staat waren om tot een gezamenlijk opgesteld en ondertekend ouderschapsplan te komen. Omdat de rechtbank in het hiernavolgende een beslissing zal nemen op de nog voorliggende geschilpunten omtrent de kinderen, zal zij voorbijgaan aan het vereiste van artikel 815, tweede lid, Rv en de vrouw ontvangen in haar verzoek tot echtscheiding met nevenvoorzieningen.
Verzoek ten aanzien van de aanhechting van het ouderschapsplan
Omdat partijen geen gezamenlijk ondertekend ouderschapsplan hebben overgelegd, zal de rechtbank het verzoek van de vrouw om het nog over te leggen ouderschapsplan aan de beschikking te hechten afwijzen.
Inhoudelijke beoordeling
De vrouw stelt dat het huwelijk van partijen duurzaam is ontwricht. De man heeft de rechtbank verzocht het verzoek van de vrouw toe te wijzen. Het verzoek tot echtscheiding zal daarom, als niet weersproken en op de wet gegrond, worden toegewezen.
Hoofdverblijfplaats van de kinderen
De vrouw verzoekt de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen.
De man heeft hier geen verweer tegen gevoerd. De rechtbank zal dit verzoek, als niet weersproken en op de wet gegrond, toewijzen.
Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
De rechtbank ziet aanleiding de door de man op de zitting voorgestelde zorgregeling, die in de basis in lijn is met de in de voorlopige voorzieningen vastgestelde zorgregeling, vast te stellen.
De rechtbank acht deze zorgregeling in het belang van de kinderen, omdat deze regeling momenteel feitelijk ook wordt uitgevoerd en beide partijen op de zitting hebben aangegeven dat deze zorgregeling goed verloopt. Partijen hebben verder aangegeven dat zij in onderling overleg ook nu al de regeling met enige regelmaat uitbreiden maar dat zij het van belang achten dat er een basiszorgregeling is waar beide partijen op kunnen terugvallen.
Verder overweegt de rechtbank dat de man nog geen zelfstandige woonruimte heeft en momenteel bij zijn broer woont. De contactmomenten tussen hem en de kinderen vinden thans in beginsel in de woning van de moeder van de man (de grootmoeder van de kinderen) plaats (of in de woning van zijn broer). Dit maakt dat de rechtbank – anders dan de vrouw wenst – op dit moment nog niet het wekelijkse doordeweekse contactmoment tot de woensdag naar school zal laten doorlopen. Zodra de man een zelfstandige woonruimte heeft zal de regeling op de dinsdag worden uitgebreid en zullen de kinderen van dinsdag na school tot woensdag naar school bij de man verblijven.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank na te melden zorgregeling vaststellen.
Kinderalimentatie
Behoefte
Partijen hebben op de zitting overeenstemming bereikt over de behoefte van de kinderen, zijnde € 720,- per maand (dus € 360,- per kind per maand) in 2022.
Draagkracht van de vrouw
De vrouw heeft op de zitting een nieuwe berekening van haar draagkracht overgelegd. De man heeft op de zitting aangegeven akkoord te gaan met de door de vrouw berekende draagkracht voor kinderalimentatie van € 371,- per maand.
Draagkracht van de man
Ten aanzien van het inkomen van de man zijn partijen het eens over het bruto arbeidsinkomen van € 2.694,- per maand, de vuilwerktoelage van € 57,84 bruto per maand en het individueel keuzebudget van € 5.357,- bruto per jaar. Ook zijn partijen het eens over een pensioen premie van € 167,36 per maand, een premie aanvulling WW van € 2,75 per maand en een premie AOP van € 3,57 per maand. Deze gegevens blijken ook uit de door de man overgelegde salarisspecificatie van april 2022. De rechtbank zal in haar berekening van deze gegevens uitgaan.
Partijen zijn het ten aanzien van het inkomen van de man oneens over twee door de vrouw in haar draagkrachtberekening opgenomen inkomstenbronnen, namelijk een eenmalige uitkering van € 900,- bruto die de man in februari 2022 ontving en zijn inkomsten uit overwerk. Ten aanzien van de eenmalige uitkering overweegt de rechtbank als volgt. Op de zitting heeft de man (onbetwist) aangegeven dat deze uitkering een eenmalige uitkering in verband met (extra inspanningen in het kader van werken in) de coronatijd betrof.
Omdat dit geen structureel inkomen betreft, zal de rechtbank deze uitkering niet meenemen in de draagkracht berekening van de man. Ten aanzien van het overwerk van de man overweegt de rechtbank als volgt. De man heeft als productie 16 een overzicht van het door hem verrichte overwerk van de laatste 29 maanden overgelegd. Hieruit volgt dat de man niet structureel overwerkt. Ook valt uit dit overzicht af te leiden dat de man in 2022 gemiddeld € 43,86 per maand uit overwerk verdiende. De rechtbank zal geen rekening houden met het door de man verrichte overwerk. Enerzijds omdat de rechtbank een bedrag van € 43,86 per maand verwaarloosbaar acht en anderzijds omdat de man slechts sporadisch overwerk verricht en niet zonder meer aanspraak maakt op overwerk. De rechtbank kwalificeert het overwerk daarom niet als een structurele inkomstenbron.
Aan de hand van de hiervoor genoemde uitgangspunten is het huidige netto besteedbaar inkomen van de man € 2.423,- per maand. De draagkracht van de man is € 473,- per maand.
Draagkrachtvergelijking
De gezamenlijke draagkracht van beide ouders is € 844,- per maand en overstijgt de behoefte van de kinderen van € 720,- per maand. Volgens de aan deze beschikking gehechte berekening bedraagt na een draagkrachtvergelijking het aandeel van de man € 404,- per maand en van de vrouw € 316,- per maand.
Zorgkorting en conclusie kinderalimentatie
Partijen zijn het erover eens dat, gezien de huidige zorgregeling, er een zorgkorting van 25% geldt. De behoefte van de kinderen is € 720,- per maand, zodat de zorgkorting € 180,- per maand bedraagt. Dit bedrag strekt in mindering op de door de man te betalen bijdrage van € 404,- per maand, zodat de kinderalimentatie € 224,- per maand bedraagt, zijnde € 112,- per kind per maand.
Aanhechten berekening
De door de rechtbank gemaakte berekeningen zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
Ingangsdatum
De rechtbank zal als ingangsdatum de datum van de beschikking hanteren. In de voorlopige voorzieningen procedure is immers een vergelijkbaar bedrag aan kinderalimentatie vastgesteld, dat de man tot op heden heeft voldaan.
Partneralimentatie
Uit de door de vrouw overgelegde berekening volgt een aanvullende behoefte van € 1.663,- netto per maand. Echter uit haar berekening volgt ook dat de vrouw ten aanzien van partneralimentatie een netto besteedbaar inkomen heeft van € 1.746,- per maand. Uit de voorgaande gegevens concludeert de rechtbank dat de vrouw – zoals zij zelf ter zitting ook heeft erkend – geen aanvullende behoefte aan partneralimentatie heeft. De rechtbank zal daarom het verzoek van de vrouw tot vaststelling van een door de man aan de vrouw te betalen bedrag aan partneralimentatie afwijzen.
Huurrecht van de woning
De vrouw heeft verzocht om het huurrecht van de echtelijke woning aan haar toe te kennen. Nu de man zich niet heeft verzet tegen toewijzing van dit verzoek, zal de rechtbank dit verzoek als niet weersproken en op de wet gegrond toewijzen.
Verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap
Partijen hebben op de zitting overeenstemming bereikt over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. Deze overeenstemming is vastgelegd in een ter zitting opgestelde vaststellingsovereenkomst. Partijen hebben ter zitting verzocht om deze vaststellingsovereenkomst op te nemen in de beschikking en het meer of anders verzochte ten aanzien van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap ingetrokken. Het verzoek van partijen tot opname van deze vaststellingsovereenkomst in de beschikking kan als op de wet gegrond worden toegewezen. De rechtbank zal aldus beslissen.
Proceskosten
Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
*
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd op [datum huwelijk] 2020 te [plaats huwelijk] ;
*
bepaalt dat de minderjarigen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] ;
de hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de vrouw;
*
bepaalt dat de minderjarigen bij de man zullen verblijven:
- één weekend per twee weken, van vrijdag tussen 16:00 uur en 17:00 uur tot zondag 21:00 uur;
- iedere dinsdag uit school tot 19:00 uur, en zodra de man over een zelfstandige woonruimte beschikt, iedere dinsdag uit school tot woensdag naar school;
- de helft van de vakanties en feestdagen, in onderling overleg te bepalen;
*
bepaalt dat de man aan de vrouw, met ingang van heden, een kinderalimentatie ten behoeve van de minderjarigen van € 112,- per maand, per kind zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
*
bepaalt dat de tussen partijen gemaakte afspraken, neergelegd in de (in kopie) aan deze beschikking gehechte vaststellingsovereenkomst, deel uitmaken van deze beschikking;
*
verklaart deze beschikking tot zover – met uitzondering van het uitspreken van de echtscheiding – uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.G. de Boer, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.M. Lokhorst als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 12 juli 2022.