In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 september 2022 een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging behandeld, ingediend door de officier van justitie. Het verzoek was gericht op de vrouw, hierna aangeduid als betrokkene, die geboren is in 1984 en woonachtig is in [woonplaats]. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek aangehouden omdat betrokkene niet persoonlijk is onderzocht door een onafhankelijk psychiater. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Tijdens de mondelinge behandeling is vastgesteld dat betrokkene niet aanwezig was, maar haar advocaat verklaarde dat zij op de hoogte was van de zitting en uitstel had gevraagd. De sociaal psychiatrisch verpleegkundige heeft verklaard dat er meerdere pogingen zijn gedaan om contact met betrokkene te krijgen, maar dat zij niet op uitnodigingen is verschenen.
De rechtbank oordeelde dat de medische verklaring van de psychiater onvoldoende was, omdat deze niet kon aantonen dat het redelijkerwijs niet mogelijk was om betrokkene persoonlijk te onderzoeken. De rechtbank benadrukte dat de psychiater, behoudens noodsituaties, de betrokkene persoonlijk moet onderzoeken om een geneeskundige verklaring af te geven. De rechtbank heeft besloten de zaak aan te houden en verzocht om een nieuwe medische verklaring, waarbij de psychiater moet proberen betrokkene persoonlijk te onderzoeken. Indien dit niet mogelijk is, dient de psychiater voldoende te motiveren waarom de wettelijke vereisten voor verplichte zorg zijn voldaan zonder persoonlijk onderzoek. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de aanhouding de beslistermijn van drie weken zal overschrijden, maar dat dit geen fatale termijn betreft. De behandeling zal worden voortgezet op een huisbezoekentocht.