ECLI:NL:RBDHA:2022:10115

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
4 oktober 2022
Zaaknummer
NL22.11590
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herhaalde asielaanvraag van een Iraanse homoseksuele man en de beoordeling van zijn geloofwaardigheid door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 september 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij de asielaanvraag van eiser, een Iraanse man die stelt homoseksueel te zijn, als kennelijk ongegrond is afgewezen. Eiser heeft eerder asiel aangevraagd, maar zijn eerdere aanvragen zijn afgewezen. In zijn meest recente aanvraag, ingediend op 2 oktober 2021, heeft hij aangevoerd dat hij vreest voor problemen bij terugkeer naar Iran vanwege zijn seksuele geaardheid. De rechtbank heeft de zaak behandeld in Middelburg, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De staatssecretaris is niet verschenen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris onvoldoende doorgevraagd heeft naar de persoonlijke ervaringen van eiser met betrekking tot zijn homoseksualiteit. Eiser heeft verklaard dat hij angst en schuldgevoelens ervaart over zijn geaardheid, en dat hij deze gevoelens heeft geprobeerd te onderdrukken. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris te hoge eisen heeft gesteld aan de verklaringen van eiser en dat er onvoldoende is doorgevraagd over zijn persoonlijke beleving. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet heeft voldaan aan zijn samenwerkingsplicht en dat de afwijzing van de asielaanvraag niet zorgvuldig is voorbereid.

De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de eerdere uitspraak in acht moet worden genomen. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 1.518,-. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van asielaanvragen, vooral in gevallen waarin seksuele geaardheid een rol speelt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.11590

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. E.R. Hagenaars),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

ProcesverloopIn het besluit van 15 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL22.11591, op 18 augustus 2022 in Breda op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen F. Abbaszadeh Charandabi. Verweerder is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser stelt te zijn geboren op [greboortedatum] en de Iraanse nationaliteit te hebben.
2. Op 29 september 2015 heeft eiser voor de eerste keer een asielaanvraag ingediend in Nederland. Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 23 juni 2017 afgewezen. Op 20 juli 2017 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, het daartegen door eiser ingestelde beroep ongegrond verklaard. [1] Bij uitspraak van 31 augustus 2017 heeft de Afdeling [2] de uitspraak van de rechtbank bevestigd. [3] Het besluit van 23 juni 2017 is hiermee in rechte komen vast te staan. Op 3 oktober 2018 heeft eiser een opvolgende asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag is bij besluit van 31 oktober 2018 buiten behandeling gesteld. Eiser heeft hiertegen geen beroep ingesteld.
3. Op 2 oktober 2021 heeft eiser opnieuw een asielaanvraag ingediend. Eiser heeft aan deze asielaanvraag, kort weergegeven, ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is en als gevolg daarvan te vrezen heeft voor problemen bij terugkeer naar Iran.
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- Identiteit, nationaliteit en herkomst;
- De homoseksuele gerichtheid van eiser en de daaruit voortvloeiende problemen.
5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen
als kennelijk ongegrond als bedoeld in artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw. [4] Verweerder heeft de door eiser gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht, maar het andere relevante element niet.
De beroepsgronden
6. Eiser voert aan dat verweerder zijn homoseksuele gerichtheid ten onrechte ongeloofwaardig heeft gevonden. Verweerder stelt te diepgaande verwachtingen aan de verklaringen van asielzoekers die een beroep doen op homoseksuele gerichtheid. Eiser verwijst naar het rapport “Trots of schaamte? Het vervolg” [5] van mr. S. Jansen en het naar aanleiding daarvan uitgebrachte persbericht en de aanbiedingsbrief. Verweerder verwacht ten onrechte van eiser dat hij verklaart over het proces van bewustwording en zelfacceptatie. Verweerder gebruikt die bewoordingen weliswaar niet (meer), maar gebruikt bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas hiervoor andere bewoordingen. Bovendien maakt verweerder zich, met de tegenwerping dat eiser onvoldoende kennis heeft van LHBTI organisaties, schuldig aan stereotype denken, zoals genoemd in dit rapport. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte tegenwerpt dat hij onvoldoende diepgaand heeft verklaard over het huwelijksvoorstel aan zijn vriendin. Hij stelt dat het in deze niet gaat om het beoordelen van de verklaringen over gebeurtenissen die zich in Iran hebben afgespeeld, maar om het beoordelen van de seksuele geaardheid van eiser. Tot slot stelt eiser dat verweerder spijkers op laag water zoekt wat betreft de overwegingen over het bekend zijn van eisers moeder met zijn seksuele geaardheid.
7. Ter zitting heeft eiser nog aangevoerd dat verweerder ten onrechte zijn partner niet heeft gehoord in de besluitvormingsfase. Gelet op de omstandigheid dat dit een nieuw standpunt is dat eiser niet al eerder in de beroepsprocedure heeft ingenomen, zal de rechtbank deze beroepsgrond buiten beschouwing laten.
De beoordeling
8. De beroepsgrond dat verweerder via een omweg naar eisers proces van bewustwording en zelfacceptatie heeft gevraagd slaagt niet. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat verweerder, door middel van het gebruik van synoniemen of andere terminologie, het bewustwordings- en zelfacceptieproces verkapt heeft getoetst.
9. Ook de beroepsgrond dat verweerder zich schuldig maakt aan stereotype denken, door aan eiser tegen te werpen dat hij geen kennis heeft van LHBTI-organisaties of met hen in contact staat, slaagt niet. Uit Werkinstructie 2019/17 blijkt dat het voor verweerder geen vereiste is dat een vreemdeling uitgebreide kennis heeft van LHBTI-organisaties om homoseksuele gerichtheid geloofwaardig te vinden. Dit betreft een individuele afweging. De tegenwerping van verweerder is niet als dragende overweging opgenomen in de besluitvorming. Het feit dat eiser geen kennis heeft van LHBTI-organisaties overweegt verweerder als onderdeel van een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling en verweerder heeft dit concreet toegespitst op eisers individuele situatie. Verweerder maakt zich daarmee niet schuldig aan stereotype denken.
10. Verweerder heeft echter ten onrechte tegengeworpen dat eiser in het gehoor opvolgende aanvraag te weinig diepgaand heeft verklaard over zijn eigen ervaringen en zijn persoonlijke beleving met betrekking tot zijn seksuele gerichtheid.
11. Het is weliswaar in de eerste plaats aan eiser om zijn asielrelaas (zijn gestelde homoseksuele gerichtheid) te onderbouwen, maar tegelijkertijd rust op verweerder een samenwerkingsplicht. [6] Ook in een opvolgende procedure moet verweerder invulling geven aan die plicht. [7] De vraag of verweerder in een individuele zaak heeft voldaan aan zijn samenwerkingsplicht, dient per geval beantwoord te worden. [8] Een manier om te voldoen aan die plicht is door het voldoende doorvragen over de persoonlijke belevingen van eiser en de persoonlijke betekenis die gebeurtenissen in het land van herkomst voor hem hebben gehad tijdens het gehoor opvolgende aanvraag. Dat heeft verweerder op belangrijke punten van eisers relaas onvoldoende gedaan. Hierna zal de rechtbank ingaan op deze punten.
12.1.1
Verweerder heeft tegengeworpen dat eiser summier heeft verklaard over de periode dat hij verliefd was op zijn buurjongen, [naam2].
12.1.2
Verweerder stelt zich ten eerste op het standpunt dat van eiser verwacht mag en kan worden dat hij zijn conflicterende gevoelens van enerzijds angst en schuld en anderzijds zijn verliefdheid/ gevoelens voor [naam2], verbindt aan concrete voorbeelden van gedragingen en dat hij zijn emoties nader kan duiden. Eiser geeft in het gehoor opvolgende aanvraag aan dat hij op zijn hoede was, bezorgd. [9] Hij was zich bewust van het feit dat zijn homoseksualiteit voor zijn Koerdische familie en de autoriteiten strafbaar en verwerpelijk is, wat angst, schuldgevoelens en schaamte bij eiser veroorzaakte. Verder legt eiser uit dat hij deze gevoelens probeerde te onderdrukken met alcohol of pillen. Eiser heeft verklaard zich anders te moeten voordoen, een masker te moeten dragen, omdat hij zich bewust was van het taboe dat rust op zijn homoseksualiteit. Dit deed hij bijvoorbeeld als hij in gezelschap was van zijn vrienden, door te zeggen dat hij een vriendinnetje had. [10] Eiser verbindt hiermee zijn gevoelens wel degelijk aan een concreet voorbeeld en geeft een nadere duiding van zijn emoties. Onduidelijk is welke nadere toelichting op dit onderwerp nog van eiser verwacht kan worden. Indien de antwoorden van eiser voor verweerder onduidelijk waren, was het aan verweerder om hierop door te vragen.
12.1.3.
Ten tweede stelt verweerder zich op het standpunt dat eiser onvoldoende inzicht geeft in zijn afwegingen en de drempel die hij overging door zijn gevoelens met [naam2] te delen. Verweerder verwacht hierbij meer details en diepgaande toelichting. In het gehoor opvolgende aanvraag wordt aan eiser alleen gevraagd wat hem ertoe bewoog om zijn gevoelens te delen met [naam2], terwijl hij wist dat zijn gevoelens in Iran worden afgekeurd en gevaarlijk kunnen zijn. Eiser gaf aan dat hij het gevoel had dat [naam2] hem ook leuk vond. [11] Vervolgens wordt dit onderwerp door verweerder afgerond en wordt gevraagd wat eiser zo leuk en aantrekkelijk vond aan [naam2]. De tegenwerping van verweerder acht de rechtbank te vergaand vanwege de wijze van vraagstelling in het gehoor. Als het antwoord van eiser op genoemde vraag voor verweerder niet inzichtelijk genoeg was, had verweerder hier verder op door moeten vragen.
12.1.4.
Verweerder stelt zich ten derde op het standpunt dat niet valt in te zien dat eiser, zoals hij verklaart in het gehoor [12] de deuren van het hotel van zijn vader op slot had gedaan terwijl hij toen nog niet kon weten dat hij met [naam2] zou gaan zoenen. Verweerder miskent daarbij echter dat eiser op pagina 11 van het gehoor heeft toegelicht dat hij de deuren pas ging sluiten vanaf de dag dat hij een relatie met [naam2] had gekregen.
12.1.5.
Verweerder stelt ten vierde dat van eiser meer details en diepgaande toelichting wordt verwacht over hoe het voor hem was dat [naam2] de eerste jongen was die hem begreep. Aan eiser werd de deze vraag gesteld in het gehoor. Eiser gaf aan dit dat een bijzonder gevoel was, dat hij later nooit meer heeft ervaren. Ondanks alle hectiek in zijn leven gaf [naam2] hem rust en was hij ontspannen. [13] Aan eiser werd daaropvolgend gevraagd wat hij bedoelt met ‘een bijzonder gevoel’. Hij gaf daar vervolgens uitgebreid antwoord op:

Als ik het wil beschrijven, zo’n gevoel is alsof je zoveel cocaïne hebt gesnoven dat je high bent. Je bent rustig. Als ik bij [naam2] was, genoot ik van seks. Ik genoot ook van zijn gezelschap. Wanneer ik hem zag, kreeg ik last van hartkloppingen en mijn adrenalinespiegel steeg. Bent u ooit zelf verliefd geweest? Als u ooit zelf verliefd geweest bent, dan weet u over wat voor gevoel ik het heb.’ [14]
Indien de verklaringen van eiser op dit punt voor verweerder niet duidelijk genoeg waren, had daarop doorgevraagd moeten worden. In plaats daarvan wordt in het gehoor direct doorgegaan naar de verhuizing van [naam2]. Niet wordt aan eiser de gelegenheid geboden om de, volgens verweerder, oppervlakkige beschrijving van het ‘bijzondere gevoel’ nader toe te lichten.
12.2
Vervolgens wordt eiser tegengeworpen dat zijn verklaringen omtrent de periode na de verhuizing van [naam2] tot aan de universiteit, verstoken zijn van meer diepliggende emoties en nadere toelichting over zijn ontwikkeling. In het gehoor opvolgende aanvraag werd aan eiser gevraagd hoe deze periode voor hem was. Eiser heeft daarop geantwoord, dat hij ‘kapot’ was. Verweerder stelde eiser daarna de vervolgvraag:

U zocht uw heil in drugs en alcohol. U wilde uw gevoelens onderdrukken zegt
u. Kunt u mij meer vertellen over die periode? [15]
Met deze vraagstelling stuurt verweerder eiser in een bepaalde richting. Er wordt namelijk niet gevraagd over de gevoelens die eiser had in die periode, waarmee hij de kans had gekregen om nader toe te lichten wat hij bedoelde met het gevoel van ‘kapot’ zijn. Er wordt gevraagd naar de manier waarop eiser zijn gevoelens onderdrukte. De tegenwerping van verweerder is te vergaand gelet op de sturende vraagstelling op dit punt.
12.3.1
Verweerder gelooft ook niet dat eiser een relatie heeft gehad met zijn neef [naam3] omdat eiser summier heeft verklaard over hoe deze tot stand is gekomen en over hoe hij die relatie ervaarde. Verweerder gaat er op grond van eisers verklaringen ten onrechte van uit dat eiser binnen één avond gevoelens voor [naam3] heeft gekregen en dat op die avond een relatie tot ontwikkeling is gekomen. Verweerder miskent daarbij immers dat eiser in de correcties en aanvullingen op het gehoor opvolgende aanvraag heeft aangevuld dat hij op die bewuste avond seksueel contact heeft gehad met [naam3]. Daar is de relatie dus mee begonnen. Voorafgaand aan de desbetreffende avond had eiser blijkens zijn verklaringen al vaker alcohol gedronken met [naam3] en [naam3] zou al het vermoeden hebben gehad dat eiser op jongens valt. [16] Eiser legt daarbij ook uit waarom [naam3] dat vermoeden had. Eiser heeft dan ook, anders dan verweerder stelt, wel degelijk uitgelegd hoe dat eerste seksuele contact tot stand is gekomen.
12.3.2.
Vervolgens stelt verweerder een gesloten vraag aan eiser: ‘
Maar toch kwam het tot een relatie toch?’. [17] Hiermee wordt eiser dan ook niet de kans gegeven om diepgaand te verklaren. Eiser heeft verklaard dat hij [naam3] niet direct leuk vond. Uit zijn latere verklaringen volgt zelfs dat de relatie met [naam3] niet heel veel voor hem betekende. Hij was met [naam3] “uit gemak”. [18] Eiser had ondertussen niemand anders kunnen vinden en omdat [naam3] zijn neef was keek niemand raar op als hij op bezoek kwam. Daargelaten dat deze verklaring authentiek overkomt, verklaart dit mede waarom eiser niet heel diepgaande verklaringen heeft afgelegd over deze relatie met [naam3], hij had immers geen diepgaande gevoelens voor [naam3]. Eiser heeft authentiek en consistent geantwoord op de vragen van verweerder over dit onderwerp. Indien dit voor verweerder te oppervlakkig was, had verweerder door moeten vragen.
13. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een onzorgvuldige voorbereiding van het besluit en onvoldoende is gemotiveerd dat de gestelde homoseksuele geaardheid van eiser ongeloofwaardig is.
14. Verweerder heeft de verklaringen van eiser over zijn schijnhuwelijk in Iran wél terecht meegewogen bij de geloofwaardigheidsbeoordeling en de tegenstrijdigheid van zijn huidige verklaringen ten opzichte van de bij zijn eerdere asielaanvraag daarover afgelegde verklaringen, ook terecht aan hem tegengeworpen. De verklaringen van eiser bij de asielaanvraag in 2015 over zijn voorgenomen huwelijk met een vrouw staan niet in lijn met wat hij bij de huidige aanvraag daarover heeft verklaard. Gelet daarop mag verweerder meer toelichting van eiser verwachten over zijn relatie met deze vrouw, over zijn persoonlijke afwegingen en de aanloop naar het huwelijksvoorstel. Dit doet echter geen afbreuk aan het onder rechtsoverweging 13 genoemde oordeel.
Conclusie
15. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Hetgeen eiser voor het overige aanvoert, behoeft dan ook geen verdere bespreking. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Gelet op het voorgaande zal verweerder eiser immers opnieuw moeten horen. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken.
16. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
-
verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiser met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,- (vijftienhonderdachttien euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr.J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
3.Niet gepubliceerd (nummer 201706049).
4.Vreemdelingenwet 2000.
5.Trots of Schaamte? Het vervolg de nieuwe werkinstructies en de beoordeling van lhbti asielaanvragen in Nederland, [naam4], COC Nederland van 15 juni 2022.
6.Zoals neergelegd in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 4, eerste lid, van Richtlijn 2011/95/EU (Kwalificatierichtlijn).
7.Dit leidt de rechtbank af uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 juni 2021, LH, ECLI:EU:C:2021:478.
8.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:208.
9.Pagina 8 van het rapport gehoor opvolgende aanvraag.
10.Pagina 8 van het rapport gehoor opvolgende aanvraag.
11.Pagina 9 van het rapport gehoor opvolgende aanvraag.
12.Pagina 10 van het rapport gehoor opvolgende aanvraag.
13.Pagina 10 van het rapport gehoor opvolgende aanvraag.
14.Pagina 10 van het rapport gehoor opvolgende aanvraag.
15.Pagina 11 van het rapport gehoor opvolgende aanvraag.
16.Pagina 12 van het rapport gehoor opvolgende aanvraag.
17.Pagina 12 van het rapport gehoor opvolgende aanvraag.
18.Pagina 13 van het rapport gehoor opvolgende aanvraag.