Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 februari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 24 januari 2022 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. M. Woudwijk, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Tijdens de zitting op 31 januari 2022, die via een beeldverbinding plaatsvond, heeft eiser zijn standpunten toegelicht, terwijl de Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. M. Janssen.
De rechtbank heeft overwogen dat de Staatssecretaris voldoende gronden heeft aangevoerd voor de maatregel van bewaring, waarbij met name is gekeken naar het risico dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiser heeft de feitelijke juistheid van enkele zware gronden betwist, maar de rechtbank oordeelde dat de zware gronden 3a en 3f zelfstandig de maatregel konden dragen. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. Eiser had geen beroepsgronden naar voren gebracht met betrekking tot de lichte gronden die door de Staatssecretaris waren aangevoerd.
De rechtbank heeft verder vastgesteld dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.