ECLI:NL:RBDHA:2022:10081

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 oktober 2022
Publicatiedatum
4 oktober 2022
Zaaknummer
SGR 21/6640
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-aanvraag wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het UWV over de afwijzing van een WIA-aanvraag. Eiser, die als productiemedewerker en heftruckchauffeur werkte, had zich op 4 februari 2019 ziekgemeld en zijn dienstverband eindigde op 1 september 2019. Het UWV kende hem vanaf 2 september 2019 een Ziektewet-uitkering toe, maar weigerde zijn aanvraag voor een WIA-uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheid van 30,97%. Eiser was het niet eens met deze beslissing en stelde dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn medische beperkingen, waaronder een blaastumor en psychische klachten.

De rechtbank heeft de medische beoordelingen van het UWV onderzocht, waarbij een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige de situatie van eiser op 7 februari 2021 hebben beoordeeld. De verzekeringsarts concludeerde dat eiser niet volledig arbeidsongeschikt was en dat er voldoende functies waren die hij kon vervullen, ondanks zijn beperkingen. Eiser voerde aan dat zijn klachten niet adequaat waren meegenomen in de beoordeling, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende had onderbouwd waarom de aangenomen beperkingen juist waren.

De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had beslist dat eiser niet in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering, omdat zijn mate van arbeidsongeschiktheid onder de 35% lag. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk kreeg in deze procedure. De rechtbank besloot dat de proceskosten niet vergoed zouden worden, aangezien eiser in beroep geen gelijk kreeg.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/6640

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. P.J. van Steijn),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: C. Schravensande).

Procesverloop

Met het besluit van 5 mei 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV de aanvraag van eiser om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen.
Met het besluit van 23 september 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiser werkte als productiemedewerker en heftruckchauffeur. Hij heeft zich op 4 februari 2019 ziekgemeld voor dit werk. Op 1 september 2019 is het dienstverband geëindigd. Het UWV heeft eiser vanaf 2 september 2019 een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend.
2. Vervolgens heeft het UWV de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld.
3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiser onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn per 7 februari 2021 (de datum in geding). Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er vijf functies zijn die eiser, met zijn beperkingen, nog zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige heeft drie van deze functies gebruikt voor het berekenen van de mate van arbeidsongeschiktheid. Met de middelste van deze drie functies kan eiser 93,30% verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 6,70%. Omdat dit betekent dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiser volgens het UWV geen WIA-uitkering krijgen.
4. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aanvullende beperkingen opgenomen in de FML. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft aan de hand van de gewijzigde FML beoordeeld dat drie van de vijf geselecteerde functies nog passend zijn. Met de middelste van deze drie functies is de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 30,97%. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiser vindt

5. Eiser is het niet met het UWV eens. Volgens eiser is er onvoldoende rekening gehouden met zijn medische beperkingen, ten gevolge van een blaastumor, psychische klachten en het syndroom van Tietze. Eiser stelt niet in staat te zijn om te werken.

Waarover het gaat in deze zaak

6. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser voor 30,97% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 7 februari 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

7
.De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 7 februari 2021 voor 30,97% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank zal dat uitleggen.
De medische beoordeling
8. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiser bestudeerd. Zij heeft eiser op het spreekuur gezien en onderzocht. Ook heeft ze informatie opgevraagd bij de chirurg van het Leids Universitair Medisch Centrum. De verzekeringsarts is uitgegaan van de diagnoses maagklachten en urogenitale klachten. Zij ziet op basis van de klachten en het onderzoek geen reden om uit te gaan van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden. Eiser heeft beperkingen ten opzichte van het normaal functioneren op fysiek vlak. In de FML heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor frequent buigen, tillen en dragen tijdens het werk. Voor geknield of gehurkt actief zijn, en gebogen of getordeerd actief zijn, is de aangegeven norm de maximaal toegestane belasting.
9
.De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapport van 9 september 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier bestudeerd. Ook heeft hij eiser gesproken op de hoorzitting en aanvullend onderzocht. Hij beschrijft dat hij voor de situatie op 7 februari 2021 uitgaat van maagklachten, urologische klachten, rugklachten en psychische klachten. Andere klachten die door eiser zijn aangevoerd (klachten na blaasoperatie, duizeligheid en cardiale klachten) acht hij niet aanwezig op 7 februari 2021. Op basis hiervan stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat aanvullende beperkingen nodig zijn, door de urogenitale klachten, psychische klachten en medicatiegebruik. Om deze klachten te ondervangen neemt hij beperkingen aan voor het persoonlijk en sociaal functioneren. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is er geen situatie met geen benutbare mogelijkheden en is er ook geen medische onderbouwing voor een urenbeperking.
10. Eiser voert aan dat hij meer beperkt is. Op 3 mei 2021 is hij geopereerd in verband met een blaastumor. Door deze tumor had eiser al langer pijnklachten. Volgens eiser zijn de verzekeringsartsen niet ingegaan op de psychische klachten die hij heeft als gevolg van de vlucht uit Syrië en het effect van het syndroom van Tietze.
11
.De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. De rechtbank constateert dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de maagklachten, het syndroom van Tietze en de psychische klachten heeft meegewogen in zijn oordeel. Hij heeft aangegeven dat de aangenomen fysieke beperkingen aannemelijk zijn gezien de aanwezige medische feiten. Ook passen ze goed bij het syndroom van Tietze. Voor de psychische klachten heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanvullende beperkingen aangenomen. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep aspecten van de medische situatie van eiser heeft gemist.
12. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiser klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiser zijn klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Deze beoordeling wordt bovendien verricht per een specifiek tijdstip, namelijk de datum in geding. In deze zaak gaat het om de gezondheidssituatie van eiser op 7 februari 2021. Dit betekent dat de rechtbank geen gehoor kan geven aan het verzoek van eiser om zijn voortdurende ziekte mee te nemen in deze uitspraak. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren impact van zijn klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing van de klachten die eiser ervaart op 7 februari 2021.
De arbeidskundige beoordeling
13. Uitgaande van de juistheid van de bij eiser vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
14. De arbeidskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 22 september 2021 berekend dat eiser op 7 februari 2021 op basis van de middelste van de geduide functies 69,03% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als productiemedewerker en heftruckchauffeur. Gelet hierop is de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 30,97%.

De conclusie van de rechtbank

15. Het UWV heeft terecht geweigerd een WIA-uitkering aan eiser toe te kennen, vanwege een mate van arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%.
16. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 3 oktober 2022 door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.