ECLI:NL:RBDHA:2022:10080

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 oktober 2022
Publicatiedatum
3 oktober 2022
Zaaknummer
22_2428
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens onjuiste indiening van Wob-verzoek

In deze zaak heeft eiseres, een B.V. uit [woonplaats], op 7 februari 2022 een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Voorschoten. Dit verzoek werd per e-mail verzonden, waarbij eiseres aangaf het verzoek ook per aangetekende post te zullen versturen. Echter, verweerder heeft op 4 maart 2022 medegedeeld dat het verzoek niet per post was ontvangen en dat een Wob-verzoek niet via e-mail kan worden ingediend. Eiseres heeft vervolgens op 9 maart 2022 verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar verzoek en heeft op 5 april 2022 beroep ingesteld wegens het uitblijven van een beslissing.

De rechtbank heeft op 5 oktober 2022 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechtbank oordeelde dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is, omdat het Wob-verzoek niet op de juiste wijze was ingediend. De rechtbank stelde vast dat de Wob geen formele eisen stelt aan de indiening van een verzoek, maar dat verweerder in dit geval had aangegeven dat indiening per e-mail niet mogelijk was. Eiseres had niet aangetoond dat zij het verzoek ook per post had ingediend. Hierdoor kon de rechtbank niet inhoudelijk op de zaak ingaan.

De rechtbank concludeerde dat het beroep niet-ontvankelijk is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. G.P. Kleijn, in aanwezigheid van mr. M. de Graaf, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 5 oktober 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/2428

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 oktober 2022 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. H.J. Hagemans),
en

het college van burgemeester en wethouders van Voorschoten, verweerder

(gemachtigde: mr. C. Norde).

Procesverloop

Eiseres heeft op 7 februari 2022 per e-mail een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) bij verweerder ingediend. Bij dit verzoek heeft eiseres vermeld dat zij het verzoek ook per aangetekende reguliere post zal versturen.
Per e-mail van 4 maart 2022 heeft verweerder aan eiseres medegedeeld het Wob-verzoek niet per reguliere dan wel aangetekende post te hebben ontvangen.
Per e-mail van 7 maart 2022 heeft eiseres aangegeven na de ontvangstbevestiging van het verzoek per e-mail het verzoek niet meer aangetekend dan wel per reguliere post te hebben verzonden.
Verweerder heeft in de e-mail van 7 maart 2022 aan eiseres medegedeeld dat een
Wob-verzoek niet via e-mail kan worden ingediend.
Bij brief van 9 maart 2022 heeft eiseres verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op het Wob-verzoek. Daarbij heeft eiseres verweerder verzocht binnen twee weken alsnog op het verzoek te beslissen.
Bij brief van 24 maar 2022 heeft verweerder gereageerd op de ingebrekestelling.
Op 5 april 2022 heeft eiseres beroep ingesteld wegens het uitblijven van een beslissing op zijn verzoek.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen zijn gehoord via een beeldverbinding op 21 september 2022. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Op 7 februari 2022 heeft eiseres per e-mail een Wob-verzoek gedaan bij verweerder en verzocht om inzage in alle documenten en gevoerde correspondentie over de verkoop van het Ambacht- en Baljuwhuis over de periode van 1 september 2021 tot en met
7 februari 2022. Volgens eiseres heeft verweerder niet tijdig op haar verzoek beslist en is verweerder haar een dwangsom verschuldigd.
Wat vinden partijen?
2. Eiseres stelt dat zij het Wob-verzoek zowel per e-mail als reguliere post heeft verzonden. Gelet op de mededeling in de ontvangstbevestiging van verweerder mocht zij erop vertrouwen dat het Wob-verzoek in behandeling was genomen. Bovendien is het Wob-verzoek in de raadsvergadering van de gemeenteraad op 17 februari 2022 besproken. Pas vier weken na het indienen van het verzoek heeft verweerder medegedeeld dat het verzoek niet in behandeling zou worden genomen omdat het niet op de juiste wijze was ingediend. Verweerder handelt hiermee in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur door niet eerder te hebben gemeld dat indiening per post vereist is. Dit is ook niet af te lezen van de website. Verder heeft eiseres bij de ingebrekestelling van 9 maart 2022 een kopie van het originele Wob-verzoek van het 7 februari 2022 bijgevoegd. Voor zover 7 februari 2022 niet kan worden aangehouden als datum voor indiening van het verzoek, omdat het slecht per e-mail is ingediend, dient dan 9 maart 2022 als moment van indiening te worden aangehouden. Verweerder gaat hieraan voorbij.
2.1
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het Wob-verzoek op onjuiste wijze is ingediend. Nu het verzoek niet op de juiste wijze is gedaan, terwijl dit kenbaar was bij eiseres of zou moeten geweest, is er geen beslistermijn overschreden. Daarbij merkt verweerder op dat dit niet eerder aan eiseres kon worden doorgegeven omdat het Wob-verzoek op een verkeerde afdeling is binnengekomen. Toen dit bekend is geworden heeft verweerder zo snel mogelijk aan eiseres kenbaar gemaakt dat het verzoek niet als Wob-verzoek in behandeling zou worden genomen. Om deze reden is de redelijke termijn niet geschonden. [1]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3. De rechtbank stelt voorop dat de Wob geen formele eisen stelt aan de vorm van een Wob-verzoek en dat zo’n verzoek in beginsel vormvrij is. Een verplicht voorgeschreven wijze van indienen doet bovendien afbreuk aan de doelstelling van de Wob. [2] Op grond van artikel 2:15, eerste lid, van de Awb geldt dat een bericht elektronisch naar een bestuursorgaan kan worden verzonden voor zover het bestuursorgaan kenbaar heeft gemaakt dat deze weg is geopend. Uit de door verweerder meegestuurde informatie [3] volgt dat het indienen van een Wob- of Who-verzoek per e-mail of faxbericht bij verweerder niet mogelijk is. Daarbij heeft eiseres niet aangetoond dat zij het Wob-verzoek van
7 februari 2022, zoals in het verzoek staat vermeld, aangetekend en per post heeft ingediend. Gelet hierop volgt de rechtbank verweerder in het standpunt dat het e-mailbericht van 7 februari 2022 niet als een Wob-verzoek kan worden aangemerkt omdat het per e-mail is ingediend.
4. Verweerder heeft inmiddels op het niet langs elektronische weg door eiseres op 7 maart 2022 ingediend Wob-verzoek beslist, alsmede daarop een aanvullende beslissing genomen naar aanleiding van een Wob-verzoek van Sleutelstad. Op de zitting verklaarde verweerders gemachtigde dat over een maand een tweede daarop aanvullende beslissing wordt genomen. Verweerder heeft het beroep van eiseres van 5 april 2022 aangemerkt als bezwaar tegen die beslissingen en zal eiseres na de tweede aanvullende beslissing vragen of zij haar bezwaar wil handhaven.
Conclusie en gevolgen
5. De conclusie is dat het beroep niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk is omdat eiseres geen verzoek heeft ingediend overeenkomstig de daarvoor door verweerder opengestelde weg. Gelet hierop is het beroep reeds niet-ontvankelijk en komt de rechtbank aan een inhoudelijke bespreking van de zaak niet toe.
5.1
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M. de Graaf, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 oktober 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Als u het niet eens bent met de uitspraak op het beroep, dan kunt u een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. U moet dit hoger beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zoals genoemd in artikel 2:15, vierde lid, van de Awb.
2.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van
3.Gemeenteblad nr. 225345 van 20 december 2017, besluit openstellen elektronische weg Wob- en Who-verzoeken Voorschoten.