ECLI:NL:RBDHA:2022:10080
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens onjuiste indiening van Wob-verzoek
In deze zaak heeft eiseres, een B.V. uit [woonplaats], op 7 februari 2022 een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Voorschoten. Dit verzoek werd per e-mail verzonden, waarbij eiseres aangaf het verzoek ook per aangetekende post te zullen versturen. Echter, verweerder heeft op 4 maart 2022 medegedeeld dat het verzoek niet per post was ontvangen en dat een Wob-verzoek niet via e-mail kan worden ingediend. Eiseres heeft vervolgens op 9 maart 2022 verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar verzoek en heeft op 5 april 2022 beroep ingesteld wegens het uitblijven van een beslissing.
De rechtbank heeft op 5 oktober 2022 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechtbank oordeelde dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is, omdat het Wob-verzoek niet op de juiste wijze was ingediend. De rechtbank stelde vast dat de Wob geen formele eisen stelt aan de indiening van een verzoek, maar dat verweerder in dit geval had aangegeven dat indiening per e-mail niet mogelijk was. Eiseres had niet aangetoond dat zij het verzoek ook per post had ingediend. Hierdoor kon de rechtbank niet inhoudelijk op de zaak ingaan.
De rechtbank concludeerde dat het beroep niet-ontvankelijk is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. G.P. Kleijn, in aanwezigheid van mr. M. de Graaf, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 5 oktober 2022.