ECLI:NL:RBDHA:2022:10079
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep inzake gehandicaptenparkeerkaart
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een inwoner van [woonplaats], en de ISD Bollenstreek, de Intergemeentelijke Sociale Dienst, als verweerder. Eiser had een aanvraag ingediend voor (verlenging van) een Europese gehandicaptenparkeerkaart, welke door verweerder bij besluit van 21 juni 2021 werd afgewezen. Het bezwaar van eiser tegen dit primaire besluit werd bij het bestreden besluit van 23 november 2021 ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar trok dit beroep in nadat verweerder op 14 juni 2022 had aangegeven alsnog een gehandicaptenparkeerkaart te verstrekken. Eiser verzocht echter ook om vergoeding van de proceskosten, wat verweerder weigerde, stellende dat het bestreden besluit correct was op basis van de toen beschikbare informatie.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overwoog dat de afwijzing van de gehandicaptenparkeerkaart was gebaseerd op een advies van Argonaut, dat concludeerde dat de medische aandoeningen van eiser genormaliseerd waren. Echter, nieuwe medische informatie die na het bestreden besluit naar voren kwam, wees op een verslechtering van de gezondheidstoestand van eiser, wat de rechtbank als relevant beschouwde. De rechtbank concludeerde dat de toekenning van de gehandicaptenparkeerkaart was gebaseerd op deze nieuwe informatie en dat er geen sprake was van een tegemoetkomen door verweerder zoals bedoeld in artikel 8:75a van de Awb.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, omdat de nieuwe medische informatie niet eerder beschikbaar was en dus niet kon leiden tot een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd gedaan door mr. J.B. Wijnholt, rechter, in aanwezigheid van W.M. Colpa, griffier, en is openbaar uitgesproken op 30 september 2022.