ECLI:NL:RBDHA:2022:10079

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 september 2022
Publicatiedatum
3 oktober 2022
Zaaknummer
22_42
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep inzake gehandicaptenparkeerkaart

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een inwoner van [woonplaats], en de ISD Bollenstreek, de Intergemeentelijke Sociale Dienst, als verweerder. Eiser had een aanvraag ingediend voor (verlenging van) een Europese gehandicaptenparkeerkaart, welke door verweerder bij besluit van 21 juni 2021 werd afgewezen. Het bezwaar van eiser tegen dit primaire besluit werd bij het bestreden besluit van 23 november 2021 ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar trok dit beroep in nadat verweerder op 14 juni 2022 had aangegeven alsnog een gehandicaptenparkeerkaart te verstrekken. Eiser verzocht echter ook om vergoeding van de proceskosten, wat verweerder weigerde, stellende dat het bestreden besluit correct was op basis van de toen beschikbare informatie.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overwoog dat de afwijzing van de gehandicaptenparkeerkaart was gebaseerd op een advies van Argonaut, dat concludeerde dat de medische aandoeningen van eiser genormaliseerd waren. Echter, nieuwe medische informatie die na het bestreden besluit naar voren kwam, wees op een verslechtering van de gezondheidstoestand van eiser, wat de rechtbank als relevant beschouwde. De rechtbank concludeerde dat de toekenning van de gehandicaptenparkeerkaart was gebaseerd op deze nieuwe informatie en dat er geen sprake was van een tegemoetkomen door verweerder zoals bedoeld in artikel 8:75a van de Awb.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, omdat de nieuwe medische informatie niet eerder beschikbaar was en dus niet kon leiden tot een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd gedaan door mr. J.B. Wijnholt, rechter, in aanwezigheid van W.M. Colpa, griffier, en is openbaar uitgesproken op 30 september 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/42

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 september 2022 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. M. Raaijmakers),
en

ISD Bollenstreek, Intergemeentelijke Sociale Dienst, verweerder

(gemachtigde: M.A. Haji).

Procesverloop

Bij besluit van 21 juni 2021 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om (verlenging van) een Europese gehandicaptenparkeerkaart als bestuurder afgewezen.
Bij besluit van 23 november 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij brief van 14 juni 2022 heeft verweerder aan de rechtbank bericht dat alsnog wordt overgegaan tot verstrekking van een gehandicaptenparkeerkaart.
Naar aanleiding hiervan heeft eiser het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft de rechtbank meegedeeld dat er geen reden is om tot vergoeding van de proceskosten over te gaan, aangezien het bestreden besluit correct was op basis van de toen bekende gegevens. De nieuwe informatie is pas in het kader van het verzoek om een voorlopige voorziening van 25 april 2022 naar voren gebracht.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. De rechtbank overweegt het volgende. Uit het dossier blijkt dat eiser lijdt aan meerdere medische aandoeningen. In 2019 is aan eiser een gehandicaptenparkeerkaart toegekend voor de duur van twee jaar in verband met een beperkte inspanningstolerantie door een stoornis in de bloedvorming (AIHA). De afwijzing van de gehandicaptenparkeerkaart in het bestreden besluit is gebaseerd op het advies van Argonaut van 16 juni 2021, waarin is geconcludeerd dat deze afwijkingen na behandeling zijn genormaliseerd. Eiser heeft tijdens de hoorzitting ook aangegeven dat de kortademigheid was verbeterd. Eiser heeft voorafgaand aan de zitting in de voorlopige voorzieningenprocedure op 17 mei 2022 een brief van de behandelend hemato-oncoloog van 3 december 2021 in het geding gebracht, waaruit blijkt dat de AIHA onder controle is en dat er een goede respons is op de therapie. Wel blijkt dat er bij verzoeker sprake is van massale longembolieën. Dit laatste gaf aanleiding om verweerder te verzoeken dit voor commentaar voor te leggen aan de adviserend geneeskundige. Uit het rapport dat de adviserend geneeskundige van Argonaut vervolgens op 31 mei 2022 heeft uitgebracht, blijkt dat hij heeft geadviseerd om eiser alsnog in aanmerking te laten komen voor een gehandicaptenparkeerkaart. Hij heeft dit geconcludeerd op basis van door eiser nieuw verstrekte medische stukken, namelijk de brief van de huisarts van 18 mei 2022 en met name de brief van de hemato-oncoloog van 17 mei 2022. Volgens de adviserend geneeskundige blijkt uit die stukken dat de chronische auto-immuunaandoening waar eiser aan lijdt (AIHA) is gerecidiveerd en dat behandeling geen duurzaam positief effect heeft gehad. De medisch specialist vermeldt dat er een zeer lage mate van reversibiliteit wordt verwacht. Gezien deze nieuwe bevindingen wordt het voldoende plausibel geacht dat er sprake is van een duurzame en objectiveerbare loopbeperking. Er zijn geen voorliggende behandelmogelijkheden waardoor de actieradius significant zou kunnen verbeteren in de komende zes maanden.
4. Het voorgaande betekent naar het oordeel van de rechtbank dat de toekenning van de gehandicaptenparkeerkaart is gelegen in nieuwe medische informatie die pas na het bestreden besluit is opgekomen en een ander licht op de zaak werpt. De rechtbank is daarom van oordeel dat geen sprake is van een tegemoetkomen door verweerder zoals bedoeld in artikel 8:75a van de Awb.
5. Het verzoek om vergoeding van de proceskosten zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.B. Wijnholt, rechter, in aanwezigheid van W.M. Colpa, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 september 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.