ECLI:NL:RBDHA:2022:10078

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 september 2022
Publicatiedatum
3 oktober 2022
Zaaknummer
22_2760
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure betreffende gehandicaptenparkeerkaart

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 30 september 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een bestuursrechtelijke procedure. Verzoeker, die lijdt aan meerdere medische aandoeningen, had een aanvraag ingediend voor (verlenging van) een Europese gehandicaptenparkeerkaart. Deze aanvraag was door de Intergemeentelijke Sociale Dienst (ISD) Bollenstreek afgewezen op basis van een advies dat stelde dat de medische afwijkingen genormaliseerd waren. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 17 mei 2022, die via een beeldverbinding plaatsvond, heeft verzoeker nieuwe medische informatie overgelegd die zijn situatie in een ander licht stelde. De voorzieningenrechter heeft de ISD Bollenstreek in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding, nadat verzoeker zijn verzoek om voorlopige voorziening had ingetrokken omdat de ISD had aangegeven alsnog een gehandicaptenparkeerkaart te verstrekken. De ISD weigerde echter de proceskosten te vergoeden, stellende dat het bestreden besluit correct was op basis van de toen beschikbare gegevens.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat de nieuwe medische informatie, die na het bestreden besluit naar voren is gekomen, niet kan worden aangemerkt als een tegemoetkomen door de ISD. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/2760

uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 september 2022 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [woonplaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. M. Raaijmakers),
en

ISD Bollenstreek, Intergemeentelijke Sociale Dienst, verweerder

(gemachtigde: M.A. Haji).

Procesverloop

Bij besluit van 21 juni 2021 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om (verlenging van) een Europese gehandicaptenparkeerkaart als bestuurder afgewezen.
Bij besluit van 23 november 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft met behulp van een beeldverbinding plaatsgevonden op 17 mei 2022. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Het onderzoek ter zitting is aangehouden.
Bij brief van 14 juni 2022 heeft verweerder aan de rechtbank bericht dat alsnog wordt overgegaan tot verstrekking van een gehandicaptenparkeerkaart.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft de voorzieningenrechter meegedeeld dat er geen reden is om tot vergoeding van de proceskosten over te gaan, aangezien het bestreden besluit correct was op basis van de toen bekende gegevens. De nieuwe informatie is pas in deze procedure naar voren gebracht.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Die wetsartikelen zijn op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige-voorzieningenprocedure. Als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. De voorzieningenrechter overweegt het volgende. Uit het dossier blijkt dat verzoeker lijdt aan meerdere medische aandoeningen. In 2019 is aan verzoeker een gehandicaptenparkeerkaart toegekend voor de duur van twee jaar in verband met een beperkte inspanningstolerantie door een stoornis in de bloedvorming (AIHA). De afwijzing van de gehandicaptenparkeerkaart in het bestreden besluit is gebaseerd op het advies van Argonaut van 16 juni 2021, waarin is geconcludeerd dat deze afwijkingen na behandeling zijn genormaliseerd. Verzoeker heeft tijdens de hoorzitting ook aangegeven dat de kortademigheid was verbeterd. Ter zitting heeft verzoeker aangegeven dat de kortademigheid sinds 5 weken is verslechterd. Verzoeker heeft voorafgaand aan de zitting een brief van de behandelend hemato-oncoloog van 3 december 2021 in het geding heeft gebracht, waaruit blijkt dat de AIHA onder controle is en dat er een goede respons is op de therapie. Wel blijkt dat er bij verzoeker sprake is van massale longembolieën. Dit laatste gaf aanleiding om verweerder te verzoeken dit voor commentaar voor te leggen aan de adviserend geneeskundige. Uit het rapport dat de adviserend geneeskundige van Argonaut vervolgens op 31 mei 2022 heeft uitgebracht, blijkt dat hij heeft geadviseerd om verzoeker alsnog in aanmerking te laten komen voor een gehandicaptenparkeerkaart. Hij heeft dit geconcludeerd op basis van door verzoeker nieuw verstrekte medische stukken, namelijk de brief van de huisarts van 18 mei 2022 en met name de brief van de hemato-oncoloog van 17 mei 2022. Volgens de adviserend geneeskundige blijkt uit die stukken dat de chronische auto-immuunaandoening waar verzoeker aan lijdt (AIHA) is gerecidiveerd en dat behandeling geen duurzaam positief effect heeft gehad. De medisch specialist vermeldt dat er een zeer lage mate van reversibiliteit wordt verwacht. Gezien deze nieuwe bevindingen wordt het voldoende plausibel geacht dat er sprake is van een duurzame en objectiveerbare loopbeperking. Er zijn geen voorliggende behandelmogelijkheden waardoor de actieradius significant zou kunnen verbeteren in de komende zes maanden.
4. Het voorgaande betekent naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat de toekenning van de gehandicaptenparkeerkaart is gelegen in nieuwe medische informatie die pas na het bestreden besluit is opgekomen en een ander licht op de zaak werpt. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat geen sprake is van een tegemoetkomen door verweerder zoals bedoeld in artikel 8:75a van de Awb.
5. Het verzoek om vergoeding van de proceskosten zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.B. Wijnholt, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van W.M. Colpa, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 september 2022.
griffier
Voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.