ECLI:NL:RBDHA:2022:10053

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 september 2022
Publicatiedatum
3 oktober 2022
Zaaknummer
AWB 19/4052
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 september 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, die een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wilde aanvragen om bij haar echtgenoot te verblijven, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die haar aanvraag op 26 april 2019 had afgewezen. Na het ongegrond verklaren van het bezwaar op 14 juli 2020, verzocht verzoekster de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter oordeelde dat op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een verzoek om een voorlopige voorziening alleen mogelijk is als er ook een bezwaar of beroep aanhangig is. Aangezien er al op het bezwaar was beslist, was er geen bezwaar meer aanhangig. De voorzieningenrechter had verzoekster eerder geïnformeerd dat beroep openstond tegen het besluit op bezwaar, maar verzoekster had niet binnen de gestelde termijn gereageerd. Hierdoor kon geen toepassing worden gegeven aan artikel 8:81, vijfde lid, van de Awb, dat een verzoek om voorlopige voorziening hangende bezwaar als een verzoek om voorlopige voorziening hangende beroep aanmerkt.

De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk was en dat er geen aanleiding bestond voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/4052

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam 1], verzoekster

V-nummer: [nummer],
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 26 april 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor ‘verblijf bij echtgenoot [naam 2]’ afgewezen.
Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 14 juli 2020 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb is een verzoek om een voorlopige voorziening alleen mogelijk als er ook een bezwaar of beroep aanhangig is.
2. Aangezien er al op het bezwaar is beslist, is er geen bezwaar meer aanhangig. Bij brieven van 16 juli 2020, 17 augustus 2020 en 27 augustus 2020 heeft de voorzieningenrechter verzoekster medegedeeld dat beroep open staat tegen het besluit op bezwaar. Verzoekster heeft niet binnen de gestelde termijn gereageerd. Daarom kan geen toepassing worden gegeven aan artikel 8:81, vijfde lid, van de Awb (het aanmerken van een verzoek om een voorlopige voorziening hangende bezwaar als een verzoek om voorlopige voorziening hangende beroep).
3. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, op 20 september 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.