ECLI:NL:RBDHA:2022:10050
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugkeerbesluit en procesbelang in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 september 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een terugkeerbesluit. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.S. Yap, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 16 januari 2022 was genomen. Dit besluit hield in dat aan eiser een terugkeerbesluit was uitgevaardigd. Tijdens de zitting op 22 september 2022 zijn eiser en zijn gemachtigde echter niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich wel had laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. C.W.M. van Breda.
De rechtbank heeft na de behandeling van de zaak ter zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. In de uitspraak werd geconcludeerd dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk was. Dit was gebaseerd op het feit dat eiser inmiddels uit Nederland was vertrokken, waardoor het terugkeerbesluit zijn werking had verloren. De rechtbank oordeelde dat eiser geen procesbelang meer had bij een rechtmatigheidstoets van het terugkeerbesluit, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen vier weken na verzending van de uitspraak hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.