ECLI:NL:RBDHA:2022:10045
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvragen van eiseressen wegens gebrek aan procesbelang
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 september 2022 uitspraak gedaan in de asielprocedures van twee eiseressen, die gezamenlijk hun aanvragen om internationale bescherming hadden ingediend. De asielaanvragen waren eerder door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de beroepen van de eiseressen behandeld, maar beide partijen zijn niet verschenen op de zitting.
De rechtbank heeft ambtshalve onderzocht of de eiseressen nog procesbelang hadden bij hun beroepen. Uit informatie van de Staatssecretaris bleek dat de eiseressen met onbekende bestemming waren vertrokken en niet meer in Nederland verbleven. De gemachtigde van de eiseressen had weliswaar aangegeven dat er nog contact was, maar de rechtbank concludeerde dat er geen procesbelang meer was, aangezien de eiseressen niet meer in Nederland waren en ook niet hadden aangegeven dat zij zich opnieuw voor opvang in Nederland hadden gemeld.
De rechtbank oordeelde dat, hoewel de eiseressen mogelijk nog onder de Dublinverordening bij Nederland konden worden geclaimd, dit niet leidde tot een ander oordeel over hun procesbelang. De rechtbank wees erop dat voor een inhoudelijke beoordeling van hun verzoek om internationale bescherming, de eiseressen in Nederland moesten verblijven.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank de beroepen niet-ontvankelijk en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel vermeld tegen deze uitspraak, waarbij hoger beroep mogelijk is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.