ECLI:NL:RBDHA:2022:10038

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 september 2022
Publicatiedatum
3 oktober 2022
Zaaknummer
NL22.18053
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot minderjarigheid en vrees voor besnijdenis

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 september 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een minderjarige verzoekster die vreesde voor besnijdenis. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had eerder op 29 juli 2021 de aanvraag van verzoekster voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 20 april 2022 zijn verzoekster, haar gemachtigde, en getuigen verschenen. De rechtbank heeft op 24 mei 2022 de termijn voor het doen van uitspraak verlengd met zes weken. In de uitspraak van vandaag heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat de bodemzaak, die gelijktijdig werd behandeld, niet in het voordeel van verzoekster was beslist. De voorzieningenrechter heeft echter de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 759,--, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.18053

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam], verzoekster,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R. Deniz),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. J. Visschers).

Procesverloop

Bij besluit van 29 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, tezamen met de zaak NL21.12794, op 20 april 2022 op zitting behandeld. Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verschenen zijn de gestelde tante van verzoekster [naam2], en de voogd van Nidos [naam3]. Als tolk is verschenen B.J. Kane. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Het onderzoek is ter zitting gesloten.
Op 24 mei 2022 heeft de rechtbank de termijn voor het doen van uitspraak verlengd met 6 weken.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL21.12794, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
2. Gelet op de uitkomst van de bodemzaak veroordeelt de voorzieningenrechter verweerder wel in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,-- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 759,-- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 759,-- (zevenhonderdnegenenvijftig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.