ECLI:NL:RBDHA:2022:10025
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verantwoordelijkheid Roemenië
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 27 juni 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. C.W.M. van Breda, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Echter, het bestreden besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 29 augustus 2022 was genomen, weigerde de aanvraag in behandeling te nemen op de grond dat Roemenië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag.
De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 14 september 2022, waarbij de verzoeker aanwezig was met zijn gemachtigde en een tolk, A. Yahye. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. M.R.F. Berte. Tijdens de zitting is het verzoek om voorlopige voorziening behandeld, samen met de hoofdzaak, die onder zaaknummer NL22.17046 liep.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er reeds een uitspraak was gedaan in de hoofdzaak, hetgeen de afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening rechtvaardigde. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.