ECLI:NL:RBDHA:2022:10006

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 september 2022
Publicatiedatum
30 september 2022
Zaaknummer
09-182570-21 - 09-228911-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijk geweld en mishandeling met taakstraf en leerproject

Op 29 september 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2005, die beschuldigd werd van openlijk geweld en mishandeling. De zaak betreft twee parketnummers: 09-182570-21 en 09-228911-20. De verdachte werd ervan beschuldigd op 31 augustus 2020 in Den Haag samen met anderen geprobeerd te hebben [slachtoffer 1] van het leven te beroven en openlijk geweld te hebben gepleegd. Daarnaast werd hij beschuldigd van mishandeling van [slachtoffer 2] op 9 juli 2021 in Voorburg. Tijdens de zitting op 15 september 2022 werd de zaak inhoudelijk behandeld. De officier van justitie, mr. I. Doves, eiste een jeugddetentie en taakstraf, terwijl de verdediging pleitte voor een straf zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming.

De rechtbank oordeelde dat het bewijs voor de poging tot moord niet wettig en overtuigend was, en sprak de verdachte vrij van dat onderdeel. Echter, de rechtbank vond voldoende bewijs voor openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 1] en mishandeling van [slachtoffer 2]. De verdachte had een actieve rol gespeeld in het geweld tegen [slachtoffer 1] door hem met een hamer te slaan en hem te schoppen. Voor de mishandeling van [slachtoffer 2] werd de verdachte ook schuldig bevonden, omdat hij de aangever had aangevallen.

De rechtbank legde een taakstraf op van 95 uur, bestaande uit een leerstraf van 35 uur en een werkstraf van 60 uur. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, gezien zijn achtergrond en eerdere incidenten, baat zou hebben bij een leerstraf gericht op agressieproblematiek. De rechtbank hield rekening met het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld en dat hij zich in de periode voor de zitting goed had gedragen. De rechtbank besloot geen (voorwaardelijke) jeugddetentie op te leggen, maar een onvoorwaardelijke taakstraf, en hefte het bevel tot voorlopige hechtenis op.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 09-182570-21 en 09-228911-20 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 29 september 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] .

1.Het onderzoek ter zitting

De strafzaak tegen de verdachte is inhoudelijk behandeld op de besloten zitting van
15 september 2022.
De officier van justitie in deze zaak is mr. I. Doves en de advocaat van de verdachte is mr. C. Arslaner te Den Haag. De verdachte is op de zitting verschenen.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt er, samengevat, van beschuldigd dat
09-228911-20
1.
hij op 31 augustus 2020 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen geprobeerd heeft om [slachtoffer 1] , al dan niet met voorbedachten rade, opzettelijk van het leven te beroven althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (
primair), dan wel dat hij tezamen en in vereniging met anderen [slachtoffer 1] , al dan niet met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht (
subsidiair);
2.
hij op 31 augustus 2020 te ’s-Gravenhage openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] ;
09-182570-21
hij op 9 juli 2021 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] (
primair), dan wel dat hij op 9 juli 2021 [slachtoffer 2] heeft mishandeld
(subsidiair).
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Bewijswaardering feit 1 (09-228911-20)
Net als de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
3.2
Bewijswaardering feit 2 (09-228911-20)
3.2.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. De verdachte heeft met twee anderen de aangever [slachtoffer 1] mishandeld op de openbare weg.
3.2.2
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte erbij was toen de aangever werd mishandeld. De verdachte ontkent echter een bijdrage te hebben geleverd aan het geweld. Desondanks refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.2.3
Beoordeling
Op 31 augustus 2020 is de aangever, [slachtoffer 1] op de openbare weg in Den Haag mishandeld. De aangever heeft verklaard dat hij door drie jongens, waaronder de verdachte, is mishandeld. De getuige [getuige] heeft bovendien verklaard dat de verdachte de hamer waarmee de aangever is geslagen, heeft gegeven aan zijn medeverdachte. Ook is de verdachte nog achter de aangever aangerend, terwijl deze wegliep en een medeverdachte hem bleef slaan. De rechtbank is om die reden van oordeel dat er daardoor sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten en dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het tegen de aangever gepleegde geweld.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging.
3.3
Bewijswaardering (09-182570-21)
3.3.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. De verdachte heeft samen met zijn medeverdachte de aangever [slachtoffer 2] mishandeld op de openbare weg.
3.3.2
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte bekend heeft de aangever te hebben mishandeld. De verdediging refereert zich om die reden aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.3
Beoordeling
Uit het dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken, blijkt dat de verdachte had afgesproken om met de aangever [slachtoffer 2] te vechten. De verdachte had zijn medeverdachte gevraagd om de aangever daarvoor te benaderen. De medeverdachte is vervolgens met de aangever naar de afgesproken plek gekomen. Toen zij daar waren, heeft de verdachte de aangever meteen aangevallen. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de verdachte met zijn medeverdachte openlijk geweld heeft gepleegd tegen de aangever dan wel dat er geen sprake was van een rol van de medeverdachte. In dat geval zou de verdachte de aangever alleen hebben mishandeld.
Op basis van het dossier kan de rechtbank niet vaststellen dat de medeverdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld. De medeverdachte heeft de afspraak tussen de verdachte en de aangever gefaciliteerd, maar hij heeft zelf geen geweldshandelingen gepleegd. Het was de aangever van te voren al duidelijk dat er gevochten zou gaan worden. Het filmen van de vechtpartij is naar het oordeel van de rechtbank in de gegeven omstandigheden onvoldoende om van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de twee verdachten te spreken. Gelet hierop zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van de primair ten laste gelegde openlijke geweldpleging.
Gelet op de bekennende verklaring van de verdachte dat hij de aangever heeft mishandeld, acht de rechtbank de subsidiair tenlastegelegde mishandeling wettig en overtuigend bewezen.

4.De bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond van de redengevende inhoud van de bewijsmiddelen en op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde met het parketnummer 09-228911-20 en het subsidiair ten laste gelegde met het parketnummer 09-82570-21 heeft begaan op die wijze dat:
09-228911-20
2
hij op 31 augustus 2020 te 's-Gravenhage openlijk, te weten
opde Lange Beestenmarkt, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] door die [slachtoffer 1] met een hamer tegen het hoofd te slaan en te slaan
enschoppen tegen het lichaam;
09-182570-21
subsidiair:
hij op 9 juli 2021 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg [slachtoffer 2] heeft mishandeld door hard tegen die [slachtoffer 2] aan te lopen, tengevolge waarvan die [slachtoffer 2] op de grond viel en op die [slachtoffer 2] te gaan zitten en die [slachtoffer 2] tegen het hoofd en lichaam te slaan en stompen terwijl dit enig lichamelijk letsel, te weten diverse bloeduitstortingen en blauwe plekken en bulten en een gekneusde rib en een hersenschudding, voor die [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft taal- en/of schrijffouten in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is hierdoor niet benadeeld.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte

De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

6.De straf

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 60 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 56 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De officier van justitie heeft geëist dat de verdachte daarnaast wordt veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een leerstraf van 35 uren en een werkstraf van 65 uren, te vervangen door 50 dagen jeugddetentie.
6.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om een straf op te leggen zoals door de Raad voor de Kinderbescherming is geadviseerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
De verdachte heeft samen met anderen openlijk geweld gepleegd tegen het slachtoffer [slachtoffer 1] . Het slachtoffer zou één van de andere jongens hebben gepest en bedreigd en dat wilden de verdachte en zijn medeverdachten stoppen. In plaats van uitpraten kwam het echter tot een gevecht. Het slachtoffer is tijdens deze vechtpartij met een hamer op zijn hoofd geslagen. Daarnaast heeft de verdachte het slachtoffer [slachtoffer 2] mishandeld.
De verdachte heeft op die manier steeds inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Dergelijke feiten hebben doorgaans grote impact op de slachtoffers. Ze veroorzaakten letsel en pijn. Ook kunnen dit soort feiten traumatiserend zijn, en mogelijk tot langdurige psychische schade leiden. Bovendien versterken dergelijke feiten in hoge mate gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Door op de openbare weg te vechten worden mensen die daar niets mee te maken hebben, geconfronteerd met geweld.
De verdachte heeft zich van dit alles niets aangetrokken. Het is zorgelijk dat hij, nadat hij voor de zaak uit 2020 al bij de politie was geweest, in 2021 een afspraak maakt om te gaan vechten.
De rechtbank rekent de verdachte dat aan.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
23 augustus 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Persoon van de verdachte
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 10 juni 2022. Dit rapport houdt het volgende in.
De kans op herhaling is ‘middenhoog’. Op de domeinen Attitude, Agressie en Vaardigheden zijn veel zorgen. De Raad vindt het zeer belangrijk dat de verdachte iets op deze domeinen leert, waardoor voorkomen wordt dat hij in herhaling valt. Op school is hij gedurende het onderzoek al weer in herhaling gevallen door zich te mengen in een vechtpartij tussen schoolgenoten, waar hij een groep vrienden van buiten school voor heeft opgetrommeld om te vechten. Hierdoor riskeert de verdachte nu een schorsing van school. De Raad heeft niet het idee dat de verdachte zich realiseert dat het niet handig is om zich in zulk soort situaties te mengen, vooral omdat hij al voor een agressie gerelateerd delict/delicten bij de rechtbank moest komen. Tevens baart het de Raad zorgen dat de verdachte agressie als oplossing voor conflicten lijkt te zien. Het feit dat de verdachte bij zowel de jeugdreclassering als de Raad geen openheid van zaken geeft en niet vertelt over beide delicten vindt de Raad ook zorgelijk. Hiermee toont de verdachte niet dat hij de verantwoordelijkheid voor zijn negatieve gedrag wil dragen. Dit beeld van de verdachte wordt bevestigd door het beeld wat school van de verdachte heeft. Hij laat zich moeilijk aanspreken op zijn gedrag en accepteert autoriteit niet altijd. Hij kan boos en agressief reageren. Deze problemen speelden ook al toen hij jonger was. De verdachte lijkt weinig controle over zijn boosheid te ervaren en kan impulsief reageren. De Raad vindt daarom een leerstraf gericht op agressieproblematiek en het aanleren van vaardigheden op dat gebied zeer passend. Op deze manier wordt er gewerkt aan agressieregulatie en adequate manieren om conflicten op te lossen, dan wel uit de weg te gaan. Tevens leert hij de consequenties ervaren van zijn negatieve gedrag. De Raad vindt een leerstraf meer pedagogische waarde hebben dan een werkstraf en het voortzetten van het contact met de jeugdreclassering.
Ter terechtzitting heeft de deskundige M.S. van der Bom, werkzaam bij de Raad, naar voren gebracht dat er incidenten zijn waardoor de verdachte in problemen komt. Deze incidenten hebben met agressie te maken. De verdachte is slim genoeg, maar bij incidenten kan hij met agressie reageren. De verdachte is gebaat bij een leerstraf waar hij alternatieven leert voor agressief gedrag.
De deskundige C. Wiegerinck, werkzaam bij de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat de verdachte zich goed aan afspraken kan houden. Een leerstraf zou een passende straf voor de verdachte zijn. Er wordt geen begeleiding van de jeugdreclassering geadviseerd.
Strafmodaliteit en strafmaat
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de afspraken, zoals deze ten aanzien van een aantal delicten zijn neergelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd. Gezien de ernst van de feiten zal de rechtbank een taakstraf, bestaande uit een leerstraf en een werkstraf van de hierna te noemen duur opleggen. De rechtbank houdt hierbij in het voordeel van de verdachte rekening met het feit dat hij niet eerder veroordeeld is voor strafbare feiten en dat het aanzienlijke tijd heeft geduurd voordat de zaken op zitting zijn behandeld.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding om een (voorwaardelijke) jeugddetentie op te leggen aan de verdachte. De verdachte heeft zich in de afgelopen periode goed gehouden aan de schorsende voorwaarden en hij is niet opnieuw in aanraking gekomen met politie en justitie. Een onvoorwaardelijke taakstraf acht de rechtbank daarom afdoende.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
77a, 77g, 77m, 77n, 77gg, 141 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde met het parketnummer 09-228911-20 en het primair tenlastegelegde met het parketnummer 09-182570-21 heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde met het parketnummer 09-228911-20 en het subsidiair tenlastegelegde met het parketnummer 09-182570-21 heeft begaan en kwalificeert dit als
09-228911-20
2.
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
09-182570-21
mishandeling
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
straf
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, voor de tijd van
95 (vijfennegentig) uren;bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
60 (zestig) uren;alsmede uit een leerstraf, zijnde het volgen van een leerproject, te weten TACt Regulier, voor de tijd van
35 (vijfendertig) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van respectievelijk
30 (dertig) dagen en 17 (zeventien) dagen;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van de hem opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag;
voorlopige hechtenis
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M.A. Keulen, kinderrechter, voorzitter,
mr. C.F. Mewe, kinderrechter,
en mr. M.J. Bouwman, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.J. van Heel, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 29 september 2022.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.