ECLI:NL:RBDHA:2022:10004

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 september 2022
Publicatiedatum
30 september 2022
Zaaknummer
09-221657-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging moord/doodslag en veroordeling voor openlijke geweldpleging met werkstraf

In de zaak tegen de verdachte, geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats], heeft de rechtbank Den Haag op 29 september 2022 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van poging tot moord of doodslag en openlijke geweldpleging. Tijdens de zitting op 15 september 2022 werd de zaak inhoudelijk behandeld. De officier van justitie, mr. I. Doves, eiste een veroordeling, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. C. Arslaner, pleitte voor vrijspraak van de poging tot moord/doodslag. De rechtbank oordeelde dat het bewijs voor de poging tot moord/doodslag niet wettig en overtuigend was, en sprak de verdachte daarvan vrij. Echter, de rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan openlijke geweldpleging, aangezien hij samen met anderen het slachtoffer op 31 augustus 2020 in Den Haag had mishandeld. De rechtbank legde een taakstraf op van 60 uur, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer, maar nam ook de positieve ontwikkeling van de verdachte in overweging. De uitspraak is gedaan in het kader van de jeugdstrafrechtelijke procedure, waarbij de rechtbank de belangen van de verdachte en de noodzaak van pedagogische afdoening in acht nam.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09-221657-20
Datum uitspraak: 29 september 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres 1]
.

1.Het onderzoek ter zitting

De strafzaak tegen de verdachte is inhoudelijk behandeld op de besloten zitting van
15 september 2022.
De officier van justitie in deze zaak is mr. I. Doves en de advocaat van de verdachte is mr. C. Arslaner te Den Haag. De verdachte is op de zitting verschenen.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt er, samengevat, van beschuldigd dat
1.
hij op 31 augustus 2020 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen geprobeerd heeft om [slachtoffer] , al dan niet met voorbedachten rade, opzettelijk van het leven te beroven althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (
primair), dan wel dat hij tezamen en in vereniging met anderen [slachtoffer] , al dan niet met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht (
subsidiair);
2.
hij op 31 augustus 2020 te ’s-Gravenhage openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] .
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Bewijswaardering feit 1
Net als de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
3.2
Bewijswaardering feit 2
3.2.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het onder 2 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. De verdachte heeft met twee anderen de aangever [slachtoffer] mishandeld op de openbare weg.
3.2.2
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte erbij was toen de aangever werd mishandeld. De verdachte bekent de aangever te hebben geslagen. De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.2.3
Beoordeling
Op 31 augustus 2020 is de aangever [slachtoffer] op de openbare weg in Den Haag mishandeld. Door de aangever en de [getuige] is verklaard dat de aangever door drie jongens is mishandeld, waaronder de verdachte. De verdachte heeft ook bekend de aangever te hebben geslagen. De rechtbank is van oordeel dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten en dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging.

4.De bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van wat hiervoor is overwogen, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2.
hij op 31 augustus 2020 te 's-Gravenhage openlijk, te weten
opde Lange Beestenmarkt, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] door die [slachtoffer] met een hamer tegen het hoofd te slaan en te slaan
enschoppen tegen het lichaam.
Het meer of anders tenlastegelegde is niet bewezen. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft taal- en/of schrijffouten in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is hierdoor niet benadeeld.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte

Het feit en de verdachte zijn strafbaar.

6.De straf

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 80 uren, met aftrek van de in voorarrest verbleven tijd (omgerekend 6 uur).
6.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om geen straf op te leggen. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om een lagere taakstraf dan de officier van justitie heeft geëist op te leggen en dan geheel voorwaardelijk.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van het feit
De verdachte heeft samen met anderen openlijk geweld gepleegd tegen het slachtoffer. Het slachtoffer zou het broertje van de verdachte hebben gepest en bedreigd en dat wilden de verdachte en zijn medeverdachten stoppen. In plaats van uitpraten, kwam het echter tot een gevecht. Het slachtoffer is tijdens deze vechtpartij met een hamer op zijn hoofd geslagen. Ook zijn er klappen uitgedeeld.
De verdachte heeft door hier aan mee te doen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Dergelijke feiten hebben doorgaans grote impact op de slachtoffers. Er is letsel en pijn veroorzaakt. Deze gebeurtenis kan traumatiserend zijn, en mogelijk tot langdurige psychische schade leiden. Bovendien versterkt dit feit, doordat het op de openbare weg gebeurt, in hoge mate gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De verdachte heeft zich van dit alles niets aangetrokken.
Dat de verdachte aangeeft te hebben willen opkomen voor zijn broertje, is geen rechtvaardiging voor wat hij heeft gedaan. Hij had, juist als oudere broer, moeten voorkomen dat er geweld werd gebruikt. Dit is een voorbeeld van voor eigen rechter spelen en dat kan niet worden getolereerd. De verdachte heeft daarom, anders dan hij en zijn ouders denken, wel straf verdiend.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
23 augustus 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Persoon van de verdachte
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 12 september 2022. Dit rapport houdt het volgende in.
De kans op herhaling van strafbaar gedrag is zeer laag. Uit het onderzoek van de Raad komen alleen maar beschermende factoren naar voren. Enerzijds liggen deze beschermende factoren besloten in zijn omgeving zoals gezin/familie en de pro-sociale vriendenkring. Anderzijds liggen deze beschermende factoren vooral besloten in de positieve en pro-sociale persoonlijke kenmerken van de verdachte.
De Raad is van mening dat er bij de verdachte geen risico’s zijn voor zijn verdere ontwikkeling. Er zijn evenmin aanwijzingen voor achterliggende problematiek. Dit maakt dat er geen vaardigheidstekorten zijn gesignaleerd waar door middel van een leerstraf aan gewerkt kan worden. De Raad ziet daarnaast geen zorgen of onderliggende problematiek en ook geen criminogene factoren die aanleiding geven voor verplichte begeleiding door de jeugdreclassering.
In het geval de verdachte schuldig wordt bevonden, ziet de Raad een taakstraf in de vorm
van een werkstraf daarom als de best passende pedagogische afdoening. Hierin is meegewogen dat de verdachte twee jaar in een schorsing van de voorlopige hechtenis heeft gelopen. Met de uitvoering van een werkstraf zal de verdachte een consequentie voor zijn strafbare gedrag ervaren. Mocht op de zitting blijken dat de rol van de verdachte groter is dan tot nu toe is aangenomen, dan vindt de Raad dit zeer zorgelijk. De Raad is van mening dat in elk geval een gepaste consequentie op zijn plaats is.
De deskundige [naam] , werkzaam bij de Raad, heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat de kans op herhaling zeer laag is. Er is waarschijnlijk sprake geweest van een eenmalig incident. De deskundige adviseert om een straf op te leggen met een op het leven van de verdachte beperkte impact. De verdachte is in staat om een taakstraf uit te voeren.
Strafmodaliteit en strafmaat
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de afspraken, zoals deze ten aanzien van een aantal soorten delicten zijn neergelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd. Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, van de hierna te noemen duur opleggen.
Redelijke termijn
De redelijke termijn waarbinnen een jeugdstrafzaak moet zijn afgedaan is zestien maanden.
De redelijke termijn begint op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld, bijvoorbeeld door een inverzekeringstelling. De verdachte is op 1 september 2020 in verzekering gesteld. Op deze datum is de redelijke termijn daarom begonnen. In deze zaak is de redelijke termijn dus met acht maanden overschreden. Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden die een overschrijding rechtvaardigen.
Als de redelijke termijn niet zou zijn overschreden, zou de rechtbank een onvoorwaardelijke taakstraf hebben opgelegd voor de duur van 80 uren. In verband met de overschrijding van de redelijke termijn, maar ook vanwege de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 60 uren met aftrek van voorarrest passend en geboden is.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
77a, 77g, 77m, 77n en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en kwalificeert dit als
2.
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
straf
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
60 (zestig) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
30 (dertig) dagen;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van de hem opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag;
voorlopige hechtenis
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M.A. Keulen, kinderrechter, voorzitter,
mr. C.F. Mewe, kinderrechter,
en mr. M.J. Bouwman, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.J. van Heel, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 29 september 2022.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 31 augustus 2020 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] , al dan niet met voorbedachte rade, opzettelijk van het leven te beroven althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,die [slachtoffer] met een hamer op het hooft heeft geslagen en/of tegen het lichaam heeft geschopt/geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 31 augustus 2020 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging althans alleen, al dan niet met voorbedachte raad, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten beschadigingen aan de nek en/of het hoofd en/of de hersenen van die [slachtoffer] , heeft toegebracht door die [slachtoffer] met een hamer op het hoofd te slaan;
2
hij op of omstreeks 31 augustus 2020 te 's-Gravenhage openlijk, te weten, [locatie 1] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [slachtoffer] door die [slachtoffer] met een hamer tegen het hoofd te slaan en/of te slaan/schoppen tegen het lichaam.
Bijlage II
Bewijsmiddelen
-1.
De verklaring van de verdachte op de zitting van 15 september 2022, inhoudende:
Ik wilde een gesprek voeren met [slachtoffer] . Het liep uit de hand. Ik heb met open hand op zijn neus geslagen. Volgens mij één of twee keer.
-2.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-202062165-7 (pagina 45-53 van zaaksdossier PL1500-2020262165), inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer] :
Op 31 augustus 2020, omstreeks 16:30 uur bevond ik mij in de kapperszaak, gelegen aan [adres 2] . Ik werd aangesproken door een jongen, die plotseling de kapperszaak in liep. Ik herkende de jongen. Ik herkende hem van de buurt en van de straat. Ik weet dat hij heet: [medeverdachte]
Ik hoorde dat [medeverdachte] vroeg of ik met hem mee wilde lopen, om te praten. Ik zag dat [medeverdachte] samen met zijn oudere broer en zijn neef was.
U zegt mij dat ik [locatie 2] op liep in de richting van [locatie 3] . Ik hoorde dat [medeverdachte] zijn broer zei: "Eén twee drie." Toen zag ik dat [medeverdachte] een hamer met veel kracht en snelheid tegen mijn achterhoofd aan sloeg. Ik voelde een extreme pijn op mijn hoofd. Ik zag dat ik hevig bloedde uit mijn achterhoofd. Ik zag en voelde dat ik daarna veel vuistslagen en trappen kreeg. Ik probeerde mij af te weren. Ik zag dat degene die mijn sloegen en schopten [medeverdachte] , [medeverdachte] zijn broer en [medeverdachte] zijn neef waren.
-3.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-202062165-25 (pagina 57-59 van zaaksdossier PL1500-2020262165), inhoudende als verklaring van [getuige] :
[slachtoffer] ging in een kappersstoel zitten en kreeg een schort om. Vervolgens zag ik [medeverdachte] met een jongen waarvan ik de naam niet weet bij de deur van de kapperszaak staan. Ik zag dat later [verdachte] bij de twee jongens kwam staan
Hierna zag ik [verdachte] de kapperszaak binnen lopen en hoorde ik hem tegen [slachtoffer] roepen dat hij nu mee moest komen. [verdachte] kwam ook agressief over. Ik zag dat [slachtoffer] met [verdachte] mee naar buiten liep.
Ik zag dat [verdachte] naar [slachtoffer] rende. Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer] aan zijn armen mee trok. Ik hoorde [verdachte] tegen [slachtoffer] meerdere malen roepen dat hij moest mee lopen. Hierna liepen wij met zijn allen naar de Lange beestenmarkt. Hier gingen wij de hoek om zodat wij uit het zicht stonden. Ik hoorde [verdachte] roepen:''Drie,twee, een. Ik zag dat [medeverdachte] een hamer kreeg van de jongen waarvan ik de naam niet weet. Ik zag dat [medeverdachte] met kracht de hamer op het achterhoofd van [slachtoffer] sloeg. Ik zag [verdachte] met zijn linkerhand een vuist maken en deze met kracht tegen de wang van [slachtoffer] sloeg. Ik zag hierna dat [verdachte] met zijn rechterhand een vuist maakte en deze met kracht in de buik van [slachtoffer] sloeg. Hierna zag ik dat [slachtoffer] wegrende richting de kapperszaak. Ik zag dat [verdachte] en [medeverdachte] en de jongen achter [slachtoffer] aanrende. Ik rende weer achter hun aan. Halverwege de straat zag ik dat [verdachte] [slachtoffer] meerde malen met zijn vuisten in het gezicht sloeg. Ik hield op dat moment [medeverdachte] tegen omdat ik zag dat hij [slachtoffer] met de hamer wilde slaan. Ik hoorde [slachtoffer] heel hard roepen dat [verdachte] moest stoppen. Ik zag dat [slachtoffer] zijn armen voor zijn gezicht hield. Ik zag dat [verdachte] door bleef slaan.
Alle hierboven genoemde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en de voor het bewijs gebezigde inhoud daarvan is telkens zakelijk weergegeven.