Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
1.Het onderzoek ter zitting
2.De tenlastelegging
primair), dan wel dat hij openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (
subsidiair);
Rechtbank Den Haag
Op 29 september 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2004, die beschuldigd werd van poging tot doodslag en openlijk geweld, alsook diefstal in vereniging. De zaak werd inhoudelijk behandeld op een besloten zitting op 15 september 2022. De officier van justitie, mr. N. Ros, eiste bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. L. Windhorst, pleitte voor vrijspraak. De verdachte ontkende betrokkenheid bij de feiten en stelde dat hij niet ter plaatse was en niet herkend kon worden op camerabeelden.
De rechtbank heeft de bewijsvoering zorgvuldig gewogen. De aangevers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], verklaarden dat zij op 18 oktober 2021 in Den Haag door twee personen waren aangevallen. De rechtbank constateerde dat er geen sluitend bewijs was dat de verdachte daadwerkelijk betrokken was bij de aanval. De verklaringen van de aangevers waren niet voldoende onderscheidend om de verdachte zonder enige twijfel te kunnen identificeren. De rechtbank concludeerde dat het wettig en overtuigend bewijs ontbrak om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten.
Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de beschuldigingen en wees ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke jeugddetentie af. De voorlopige hechtenis van de verdachte werd opgeheven. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer van kinderrechters, waarbij de jongste rechter niet in staat was het vonnis mede te ondertekenen.