ECLI:NL:RBDHA:2022:10001

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 september 2022
Publicatiedatum
30 september 2022
Zaaknummer
09-221659-20 - 09-182571-21 - 09-335580-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eendaadse samenloop van poging tot zware mishandeling en openlijke geweldpleging met veroordeling tot jeugddetentie en taakstraf

Op 29 september 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2006, die beschuldigd werd van meerdere geweldsdelicten. De zaak betreft een eendaadse samenloop van poging tot zware mishandeling en openlijke geweldpleging. De verdachte werd ervan beschuldigd op 31 augustus 2020 in Den Haag samen met anderen geprobeerd te hebben [slachtoffer 1] van het leven te beroven door hem met een hamer op het hoofd te slaan. Daarnaast werd hij beschuldigd van openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op verschillende data in 2020 en 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging, maar niet aan poging tot moord of doodslag. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld tegen [slachtoffer 1], maar dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot zware mishandeling. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van 30 dagen en een taakstraf van 60 uur, met aftrek in verband met de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door de jeugdreclassering en deelname aan behandeling voor agressieregulatie. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard wegens onvoldoende onderbouwing.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 09-221659-20, 09-182571-21 en 09-335580-21 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 29 september 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2006 [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter zitting

De strafzaak tegen de verdachte is inhoudelijk behandeld op de besloten zitting van
15 september 2022.
De officier van justitie in deze zaak is mr. I. Doves en de advocaat van de verdachte is mr. C. Arslaner te Den Haag. De verdachte is op de zitting verschenen.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt er, samengevat, van beschuldigd dat
09-221659-20
1.
hij op 31 augustus 2020 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen geprobeerd heeft om [slachtoffer 1] , al dan niet met voorbedachten rade, opzettelijk van het leven te beroven althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (
primair), dan wel dat hij tezamen en in vereniging met anderen [slachtoffer 1] , al dan niet met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht (
subsidiair);
2.
hij op 31 augustus 2020 te ’s-Gravenhage openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] ;
09-182571-21
hij op 9 juli 2021 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] (
primair), dan wel dat hij op 9 juli 2021 daaraan medeplichtig is geweest
(subsidiair);
09-335580-21
hij op 27 mei 2021 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen goederen door met stenen tegen auto’s te gooien.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Bewijswaardering (09-221659-20)
3.1.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1 ten laste gelegde feit. Het is lastig om aan te tonen dat de verdachte bij het slaan met de hamer op het hoofd van de aangever, opzet had om de aangever [slachtoffer 1] te doden. De officier van justitie is van mening dat daarvoor onvoldoende informatie beschikbaar is in het dossier. Dit geldt ook voor het subsidiair ten laste gelegde feit. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat er bij de aangever zwaar lichamelijk letsel is toegebracht.
De officier van justitie acht wel wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich samen met zijn medeverdachten schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging. De verdachte heeft de aangever met een hamer op zijn hoofd geslagen en de andere twee medeverdachten hebben de aangever geslagen en geschopt.
3.1.2
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde feit. Het was niet de bedoeling van de verdachte om de aangever met de hamer te doden. De verdachte heeft maar één keer met de hamer op het hoofd van de aangever geslagen. Het onder 2 tenlastegelegde feit kan wettig en overtuigend bewezen worden.
3.1.3
Beoordeling
Op basis van het dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken, kan worden vastgesteld dat de aangever [slachtoffer 1] op 31 augustus 2020 is mishandeld. Door de aangever en de getuige [getuige 1] is verklaard dat de aangever door drie jongens, waaronder de verdachte, is mishandeld. De verdachte heeft bekend de aangever met een hamer te hebben geslagen. De rechtbank is van oordeel dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten en dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 2 ten laste gelegde openlijke geweldpleging.
De verdachte wordt niet alleen verdacht van openlijke geweldpleging tegen de aangever [slachtoffer 1] , maar ook (onder feit 1) van een poging doodslag, subsidiair van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel (al dan niet met voorbedachten rade).
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging moord, dan wel doodslag. Weliswaar heeft de verdachte het slachtoffer met een hamer op het hoofd geslagen, maar nu uit het dossier niet is gebleken hoe vaak en hoe hard dat is gebeurd, kan niet worden vastgesteld of daarmee een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer bestond. De verdachte zal dan ook van dat onderdeel worden vrijgesproken.
Met betrekking tot de vraag of wettig en overtuigend bewezen kan worden of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling, overweegt de rechtbank het volgende. De verdachte heeft de aangever met een hamer op zijn hoofd geslagen. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte daarmee willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij de aangever zwaar lichamelijk letsel zou kunnen toebrengen. Door het slachtoffer met een hamer op het hoofd, een gevoelig en vitaal onderdeel van het lichaam, te slaan, bestaat immers een aanmerkelijke kans dat het slachtoffer daarbij zwaar gewond raakt. Deze aanmerkelijke kans heeft de verdachte ook bewust aanvaard. De rechtbank is van oordeel dat hiermee sprake is geweest van een poging tot zware mishandeling. Aangezien de verdachte de enige is geweest die de aangever met de hamer heeft geslagen, kan ook alleen hij daarvoor veroordeeld worden. Van het onderdeel medeplegen zal de verdachte daarom worden vrijgesproken.
Het onder 1 primair impliciet meer subsidiair is dan ook wettig en overtuigend bewezen.
3.2
Bewijswaardering (09-182571-21)
3.2.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. De verdachte heeft met zijn medeverdachte de aangever [slachtoffer 2] mishandeld op de openbare weg.
3.2.2
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde feit. De verdachte heeft enkel de mishandeling gefilmd. Hij heeft geen andere betrokkenheid gehad bij het geweld. Het subsidiair ten laste gelegde kan om die reden wel wettig en overtuigend bewezen worden.
3.2.3
Beoordeling
Uit het dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken, blijkt dat de medeverdachte had afgesproken om met de aangever [slachtoffer 2] te vechten. De medeverdachte had de verdachte gevraagd om de aangever daarvoor te benaderen. De verdachte is vervolgens met de aangever naar de afgesproken plek gekomen. Toen zij daar waren, heeft de medeverdachte de aangever meteen aangevallen. Vast staat dat de verdachte [slachtoffer 2] niet heeft mishandeld. Wel heeft hij – even – staan filmen. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is de vraag of de verdachte met zijn medeverdachte openlijk geweld heeft gepleegd tegen de aangever of dat de verdachte slechts medeplichtig is geweest aan de geweldshandelingen. Op basis van het dossier kan de rechtbank niet vaststellen dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld dat door de medeverdachte is gepleegd. De verdachte heeft wel de afspraak tussen de verdachte en de aangever gefaciliteerd, maar hij heeft geen geweldshandelingen gepleegd. Het filmen van de vechtpartij is naar het oordeel van de rechtbank ook onvoldoende om van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de twee verdachten te spreken, nu dit filmen op zichzelf niet heeft bijgedragen aan het geweld. Gelet hierop zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van de primair ten laste gelegde openlijke geweldpleging. Gezien de bekennende verklaring van de verdachte dat hij er wel voor heeft gezorgd dat de aangever op de afgesproken plek aanwezig was om daar te gaan vechten met een ander, acht de rechtbank de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid tot geweldpleging wettig en overtuigend bewezen.
3.3
Bewijswaardering (09-335580-21)
Het tenlastegelegde kan zonder nadere motivering bewezen worden verklaard. De verdachte heeft dit feit bekend en op zitting is door de verdediging geen vrijspraak bepleit.

4.De bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair impliciet subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde met het parketnummer 09-221659-20 en het subsidiair ten laste gelegde met het parketnummer 09-182571-21 heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde met het parketnummer 09-335580-21 heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
09-221659-20
1
hij op 31 augustus 2020 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 1] met een hamer op het hoof
dheeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 31 augustus 2020 te 's-Gravenhage openlijk,
opde Lange Beestenmarkt, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] door die [slachtoffer 1] met een hamer tegen het hoofd te slaan en te slaan
enschoppen tegen het lichaam;
09-182571-21
subsidiair:
hij in de periode van 8 juli 2021 tot en met 9 juli 2021, te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft tot het plegen van geweld tegen personen, door via de telefoon te regelen dat [slachtoffer 2] op 9 juli (alleen) aanwezig zou zijn waar [medeverdachte 1] ook zou zijn en [slachtoffer 2] mee te nemen naar de Delflandlaan alwaar [medeverdachte 1] ook zou zijn en zo mogelijk te maken dat [medeverdachte 1] geweld tegen die [slachtoffer 2] kon plegen;
09-335580-21
hij op meerdere tijdstippen op 27 mei 2021 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, te weten op de geluidswal aan de Noordelijke Randweg ter hoogte van hectometerpaal 12.9, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen meerdere goederen, te weten:
- een personenauto (merk: Mini) met [kenteken 1] en
- een personenauto (merk: Mercedes) met [kenteken 2] ,
door stenen tegen deze goederen te gooien.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft taal- en/of schrijffouten in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is hierdoor niet benadeeld.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte

De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

6.De straffen

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 60 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 53 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met oplegging van bijzondere voorwaarden.
De officier van justitie heeft daarnaast geëist dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 80 uren.
6.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de verdachte geen voorwaardelijke straf op te leggen. De verdachte wil liever niet dat er telkens over zijn schouders wordt meegekeken. Hij wil deze incidenten achter zich laten en met een schone lei verder gaan.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verschillende strafbare feiten. Hij heeft geprobeerd [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem met een hamer op het hoofd te slaan. Daarnaast heeft hij samen met anderen openlijk geweld gepleegd tegen [slachtoffer 1] . Het slachtoffer zou de verdachte hebben gepest en bedreigd en dat wilden de verdachte en zijn medeverdachten stoppen. In plaats van uitpraten kwam het echter tot een gevecht, waarbij de verdachte zelf ook ernstige geweldshandelingen heeft gepleegd. Het feit dat het slachtoffer de verdachte eerder gepest en bedreigd heeft, is geen rechtvaardiging voor dit geweld.
Vervolgens is de verdachte medeplichtig geweest aan de geweldpleging tegen [slachtoffer 2] . Hij wist dat er gevochten zou gaan worden en hij heeft dat mogelijk gemaakt.
De verdachte heeft inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] en er mede voor gezorgd dat [slachtoffer 2] door zijn neef kon worden mishandeld. Dergelijke feiten hebben doorgaans grote impact op de slachtoffers en kunnen traumatiserend zijn, hetgeen tot langdurige psychische schade kan leiden. Bovendien versterken dergelijke feiten in hoge mate gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Beide feiten hebben plaats gevonden op de openbare weg, waardoor ook mensen die er niets mee te maken hadden, geconfronteerd werden met geweld. De verdachte heeft zich van dit alles niets aangetrokken, en het is zorgelijk dat de verdachte, nadat hij met de politie in aanraking was geweest vanwege het slaan met de hamer, toch weer meehelpt aan een vechtpartij.
Ten slotte heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het openlijk geweld tegen auto’s. Hij heeft met klasgenoten steentjes boven het viaduct in Leidschendam op auto’s gegooid.
Er is daardoor schade veroorzaakt. De verdachte heeft zich onvoldoende gerealiseerd wat de gevolgen hadden kunnen zijn als de bestuurders van de auto’s door de schrik een ongeluk hadden veroorzaakt. De rechtbank rekent de verdachte ook dat aan.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
23 augustus 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Persoon van de verdachte
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 7 september 2022. Dit rapport houdt het volgende in.
Afgaande op gesprekken van de verdachte en ouders lijkt het thuis goed te gaan. Echter is de verdachte een jongen die manipulatief kan zijn richting zijn ouders. Ouders zijn
niet voldoende in staat om hier tegenwicht aan te geven. Hierdoor kan de verdachte vaak zijn eigen gang gaan. Ouders gaan teveel mee met hetgeen de verdachte wil. De verdachte heeft baat bij een behandeling gezien zijn traumatische verleden (veelvuldig gepest en suïcide pogingen). Dit is hem aangeboden maar de verdachte wil daar niet naar toe gaan. De Raad is van mening dat dit juist nodig is gezien het gedrag en houding van de verdachte.
De Raad heeft nagedacht over een taakstraf. De Raad denkt dat dit te licht is omdat de verdachte een jongen is die baat heeft bij duidelijkheid en een stok achter de deur. De verdachte is gevoelig voor consequenties en daarom adviseert de Raad een voorwaardelijke jeugddetentie. Dit is voor de verdachte de stok achter de deur om mee te werken aan de hulpverlening.
De Raad acht het van belang dat de verdachte een behandeling gaat volgen en dat de ouders opnieuw mee gaan werken aan systeemtherapie. De Raad is van mening dat toezicht en begeleiding vanuit de jeugdreclassering geïndiceerd is voor de verdachte. Het is belangrijk dat hulp vanuit de jeugdreclassering zich zal richten op de thuissituatie van de verdachte, zijn schoolgang, vrijetijdsbesteding, agressieregulatie en er moet zich komen op zijn sociale contacten. Het meewerken aan behandeling van o.a. de Waag/MST is hierin belangrijk, zodat er zicht komt en duidelijk wordt waar het gedrag van de verdachte vandaan komt, en dat hier hulp voor komt. Als de Waag niet de passende hulp kan bieden, kan er binnen de jeugdreclassering passende hulp gezocht en ingezet worden.
De deskundige [naam 1] , werkzaam bij de Raad, heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat het voor de verdachte belangrijk is dat er bijzondere voorwaarden worden opgelegd.
De deskundige [naam 2] , werkzaam bij de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat de verdachte van mening is dat hij geen hulp nodig heeft. Dat heeft hij echter wel. De verdachte heeft veel meegemaakt in zijn leven en daar moet hij bij ondersteund worden. De verdachte laat nu een positieve ontwikkeling zien en deze moet voortgezet worden.
Strafmodaliteit en strafmaat
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de afspraken, zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd. Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie. De rechtbank zal dat echter niet doen, in verband met het tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. In plaats daarvan wordt een taakstraf in de vorm van een werkstraf opgelegd en daarnaast een voorwaardelijke jeugddetentie. De rechtbank vindt, met de Raad en de jeugdreclassering, begeleiding en bijzondere voorwaarden nodig.
Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Redelijke termijn
De redelijke termijn waarbinnen een jeugdstrafzaak moet zijn afgedaan is zestien maanden.
De redelijke termijn begint op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld, bijvoorbeeld door een
inverzekeringstelling. De verdachte is op 1 september 2020 in verzekering gesteld. Op deze datum is de redelijke termijn daarom begonnen. In deze zaak is die termijn dus met acht maanden overschreden. Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden die een overschrijding rechtvaardigen. In het geval de redelijke termijn niet zou zijn overschreden, zou de rechtbank als taakstraf een onvoorwaardelijke taakstraf hebben opgelegd voor de duur van 80 uren. In verband met de overschrijding van de redelijke termijn en gezien de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 60 uren met aftrek van voorarrest passend en geboden is.

7.In beslag genomen voorwerpen

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen hamer te onttrekken aan het verkeer.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van het beslag geen standpunt ingenomen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De in beslag genomen hamer zal worden onttrokken aan het verkeer. De bewezen feiten met het parketnummer 09-221659-20 zijn met betrekking tot voornoemd voorwerp begaan.

8.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[aangever 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en een schadevergoeding van € 663,50, te vermeerderen met de wettelijke rente, gevorderd. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk voor toewijzing vatbaar is met vermeerdering van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Uit de vordering blijkt niet waarom de benadeelde partij de schade terug zou moeten betalen aan de verzekering. Daarnaast is het niet eerlijk dat de verdacht de schade moet vergoeden, aangezien de zaken van de medeverdachten zijn afgedaan door middel van een Halt-afdoening.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering ontoereikend zijn. Er wordt wel gesteld dat er schade is in de vorm van verlies van no-claim korting, maar dat is niet onderbouwd. Daardoor vormt de vordering een onevenredige belasting voor de strafzaak. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en de maatregel zijn gegrond op de artikelen:
36b, 36c, 45, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 141a en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair impliciet primair en subsidiair tenlastegelegde met het parketnummer 09-221659-20 en het primair tenlastegelegde met het parketnummer 09-182571-21 heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair impliciet meer subsidiair en het onder 2 tenlastegelegde met het parketnummer 09-221659-20, het subsidiair tenlastegelegde met het parketnummer 09-182571-21 en het tenlastegelegde met het parketnummer 09-335580-21 heeft begaan en kwalificeert dit als:
09-221659-20
eendaadse samenloop van
1. primair impliciet meer subsidiair

poging tot zware mishandeling

en
2.
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
09-182571-21
subsidiair
het opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen tot het plegen van geweld tegen personen
09-335580-21
openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
straffen
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentievoor de duur van
30 (dertig) dagen
bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd een dagbesteding heeft in de vorm van onderwijs, te bepalen door de jeugdreclassering;
- gedurende de proeftijd een gestructureerde en positieve vrijetijdsbesteding heeft;
- actief meewerkt aan behandeling gericht op zijn agressieregulatie, impulscontrole, uitgevoerd door de Waag, dan wel een soortgelijke instelling;
- meewerkt aan MST indien de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht.
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
legt de verdachte voorts op
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
60 (zestig) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
30 (dertig) dagen;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van de hem opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag;
beslag
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer:
1 STK Hamer (Omschrijving 2460149);
schadevergoeding
verklaart de benadeelde partij [aangever 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
voorlopige hechtenis
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M.A. Keulen, kinderrechter, voorzitter,
mr. C.F. Mewe, kinderrechter,
en mr. M.J. Bouwman, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.J. van Heel, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 29 september 2022.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
09-221659-20
1
hij op of omstreeks 31 augustus 2020 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] , al dan niet met voorbedachte rade, opzettelijk van het leven te beroven althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,die [slachtoffer 1] met een hamer op het hooft heeft geslagen en/of tegen het lichaam heeft geschopt/geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 31 augustus 2020 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging althans alleen, al dan niet met voorbedachte raad, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten beschadigingen aan de nek en/of het hoofd en/of de hersenen van die [slachtoffer 1] , heeft toegebracht door die [slachtoffer 1] met een hamer op het hoofd te slaan;
2
hij op of omstreeks 31 augustus 2020 te 's-Gravenhage openlijk, te weten, de Lange Beestenmarkt, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [slachtoffer 1] door die [slachtoffer 1] met een hamer tegen het hoofd te slaan en/of te slaan/schoppen tegen het lichaam;
09-182571-21
hij op of omstreeks 9 juli 2021 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg openlijk, te weten, op de Delflandlaan, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten tegen [slachtoffer 2] door hard tegen die [slachtoffer 2] aan te lopen tengevolge waarvan die [slachtoffer 2] viel en/of op die [slachtoffer 2] te gaan zitten en/of die [slachtoffer 2] te stompen en/of te slaan tegen het hoofd en/of lichaam en/of dit te filmen;
subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 8 juli 2021 tot en met 9 juli 2021, te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft tot het plegen van geweld tegen personen en/of goederen, door via snapchat en/of social media en/of telefoon te regelen dat [slachtoffer 2] op 9 juli (alleen) aanwezig zou zijn waar [medeverdachte 1] ook zou zijn en/of [slachtoffer 2] mee te nemen naar de Delflandlaan alwaar [medeverdachte 1] ook zou zijn
en/of zo mogelijk te maken dat [medeverdachte 1] geweld tegen die [slachtoffer 2] kon plegen en/of door dit vervolgens te filmen;
09-335580-21
hij op een of meerdere tijdstippen op of omstreeks 27 mei 2021 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, in elk geval in Nederland, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, te weten op de geluidswal aan de Noordelijke Randweg ter hoogte van hectometerpaal 12.9, in elk geval op of aan een openbare weg en/of op (een) voor het publiek toegankelijke plaats(en), in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meerdere goederen, te weten:
- een personenauto (merk: Mini) met [kenteken 1] en/of
- een personenauto (merk: Mercedes) met [kenteken 2] ,
in elk geval enig goed, door stenen tegen dit goed/deze goederen te gooien;
Bijlage II
Bewijsmiddelen
09-221659-20
-1.
De verklaring van de verdachte op de zitting van 15 september 2022, inhoudende:
Ik heb [slachtoffer 1] met een hamer geslagen. Ik heb één keer geslagen.
-2.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-202062165-7 (pagina 45-53 van zaaksdossier PL1500-2020262165), inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 1] :
Op 31 augustus 2020, omstreeks 16:30 uur bevond ik mij in de kapperszaak, gelegen aan [adres 2] te Den Haag. Ik werd aangesproken door een jongen, die plotseling de kapperszaak in liep. Ik herkende de jongen. Ik herkende hem van de buurt en van de straat. Ik weet dat hij heet: [verdachte] (fonetisch)
Ik hoorde dat [verdachte] vroeg of ik met hem mee wilde lopen, om te praten. Ik zag dat [verdachte] samen met zijn oudere broer en zijn neef was.
U zegt mij dat ik de Lange Beestenmarkt op liep in de richting van de Zuidwal. Ik hoorde dat [verdachte] zijn broer zei: "Eén twee drie." Toen zag ik dat [verdachte] een hamer met veel kracht en snelheid tegen mijn achterhoofd aan sloeg. Ik voelde een extreme pijn op mijn hoofd. Ik zag dat ik hevig bloedde uit mijn achterhoofd. Ik zag en voelde dat ik daarna veel vuistslagen en trappen kreeg. Ik probeerde mij af te weren. Ik zag dat degene die mijn sloegen en schopten [verdachte] , [verdachte] zijn broer en [verdachte] zijn neef waren.
-3.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-202062165-25 (pagina 57-59 van zaaksdossier PL1500-2020262165), inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
[slachtoffer 1] ging in een kappersstoel zitten en kreeg een schort om. Vervolgens zag ik [verdachte] met een jongen waarvan ik de naam niet weet bij de deur van de kapperszaak staan. Ik zag dat later [medeverdachte 2] bij de twee jongens kwam staan
Hierna zag ik [medeverdachte 2] de kapperszaak binnen lopen en hoorde ik hem tegen [slachtoffer 1] roepen dat hij nu mee moest komen. [medeverdachte 2] kwam ook agressief over. Ik zag dat [slachtoffer 1] met [medeverdachte 2] mee naar buiten liep.
Ik zag dat [medeverdachte 2] naar [slachtoffer 1] rende. Ik zag dat [medeverdachte 2] [slachtoffer 1] aan zijn armen mee trok. Ik hoorde [medeverdachte 2] tegen [slachtoffer 1] meerdere malen roepen dat hij moest mee lopen. Hierna liepen wij met zijn allen naar de Lange beestenmarkt. Hier gingen wij de hoek om zodat wij uit het zicht stonden. Ik hoorde [medeverdachte 2] roepen:''Drie,twee, een. Ik zag dat [verdachte] een hamer kreeg van de jongen waarvan ik de naam niet weet. Ik zag dat [verdachte] met kracht de hamer op het achterhoofd van [slachtoffer 1] sloeg. Ik zag [medeverdachte 2] met zijn linkerhand een vuist maken en deze met kracht tegen de wang van [slachtoffer 1] sloeg. Ik zag hierna dat [medeverdachte 2] met zijn rechterhand een vuist maakte en deze met kracht in de buik van [slachtoffer 1] sloeg. Hierna zag ik dat [slachtoffer 1] wegrende richting de kapperszaak. Ik zag dat [medeverdachte 2] en [verdachte] en de jongen achter [slachtoffer 1] aanrende. Ik rende weer achter hun aan. Halverwege de straat zag ik dat [medeverdachte 2] [slachtoffer 1] meerde malen met zijn vuisten in het gezicht sloeg. Ik hield op dat moment [verdachte] tegen omdat ik zag dat hij [slachtoffer 1] met de hamer wilde slaan. Ik hoorde [slachtoffer 1] heel hard roepen dat [medeverdachte 2] moest stoppen. Ik zag dat [slachtoffer 1] zijn armen voor zijn gezicht hield. Ik zag dat [medeverdachte 2] door bleef slaan.
09-182571-21
-4
De verklaring van de verdachte op de zitting van 15 september 2022, inhoudende:
Het kan kloppen dat ik [slachtoffer 2] heb gebeld en dat ik hem heb gezegd waar hij [medeverdachte 1] zou ontmoeten.
-5.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021198285-5 (pagina 4-22 van zaaksdossier PL1500-2021198285), inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 2] :
Ik ben door een jongen die ik ken als [medeverdachte 1] vandaag mishandeld.
Vandaag, 9 juli 2021, was ik met [verdachte] bij de Hoogvliet te Voorburg aan de achterzijde. Toen we aan het rondlopen waren zag ik [medeverdachte 1] niet. Ik kreeg opeens een keiharde klap op mijn achterhoofd. Ik viel op de grond. Deze klap deed heel erg veel pijn. Door de val heb ik mijn linkerknie geschaafd. Ik lag op dat moment op de grond. Ik zag dat er toen iemand bovenop mij ging zitten en dat deze persoon mij in het gezicht en mijn lichaam stompte. Ik zag dat hij dit met zijn beide vuisten deed. Ik zag toen ook dat het [medeverdachte 1] was die mij zo sloeg. Ik ben in totaal zo’n 15 keer geslagen dan wel gestompt op mijn lichaam en mijn hoofd.
-6.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021198285-11 (pagina 72-74 van zaaksdossier PL1500-2021198285), inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
Op 9 juli 2021 was ik aan het werk bij de Hoogvliet aan de Monseigneur van Steelaan 456 te Voorburg.
Ik hoorde plotseling een harde klap. Ik herkende de klap als zijnde het geluid dat een persoon een klap kreeg. Ik keek op en zag op de weg, op de kruising van Delflandlaan en de Johan Collaan, drie personen. Ik zag dat een persoon op de grond lag en ik hoorde hem gillen en schreeuwen. Ik zag dat een andere jongen hem klappen gaf. Ik zag dat de jongen op de grond zijn armen voor zijn hoofd hield en zo zijn hoofd probeerde te beschermen. Ik zag dat jongen 1, op zijn knieën zat en de benen, van de jongen die op de grond lag, omklemde. Ik zag dat jongen 1 met gebalde vuisten sloeg tegen het hoofd en tegen armen van de jongen die op de grond lag. Ik zag dat hij met kracht de jongen op de grond tegen het hoofd raakte.
-7.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021198285-14 (pagina 33-43 zaaksdossier PL1500-2021198285), inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1] :
[verdachte] kende [slachtoffer 2] . [verdachte] was zeg maar tussenpersoon en die regelde alles. [verdachte] regelde het contact van mij naar [slachtoffer 2] .
V: Wat hadden jullie afgesproken?
A: Dat [slachtoffer 2] en ik zouden gaan vechten.
V: Had [verdachte] dat geregeld?
A: Zeg maar ja, wel geregeld maar wel met ons erbij. Wij hadden zeg maar via [verdachte] afgesproken dat we vrijdag zouden geen vechten [slachtoffer 2] en ik. [verdachte] heeft alleen het contact van [slachtoffer 2] naar mij en van mij naar [slachtoffer 2] gedaan.
De inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen is telkens zakelijk weergegeven.
Wanneer hiervoor is verwezen naar een proces-verbaal van politie is - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebezigd voor het bewijs van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
Bijlage III
Opgave van bewijsmiddelen
09-335580-21
-1. De verklaring van de verdachte op de zitting van 15 september 2022;
-2. Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021148314-2 (pagina 9-14 van zaaksdossier PL1500-2021148314), inhoudende de verklaring van [aangever 2] ;
-3. Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021219178-2 (pagina 28-33 van zaaksdossier PL1500-2021148314), inhoudende de verklaring van aangeefster [aangever 1] .
De inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen is telkens zakelijk weergegeven.
Wanneer hiervoor is verwezen naar een proces-verbaal van politie is - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.