ECLI:NL:RBDHA:2021:9968

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 augustus 2021
Publicatiedatum
13 september 2021
Zaaknummer
AWB 21/3692 V
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep in bestuursrechtelijke zaak

Op 19 augustus 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzetzaak van een opposant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. De opposant had beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 17 juni 2021. De rechtbank had op 3 augustus 2021 het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat de opposant niet binnen de gestelde termijn de gronden van het beroep en een afschrift van het bestreden besluit had ingediend. De opposant heeft echter verzet ingesteld, stellende dat de gronden en het afschrift wel tijdig waren ingediend via ZIVVER op 4 juli 2021.

De verzetrechter heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was. De opposant had bewijs geleverd in de vorm van een screenshot van ZIVVER, waaruit bleek dat de indiening tijdig was. Hierdoor is het verzet gegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak vervalt en de rechtbank het onderzoek in de zaak opnieuw zal hervatten. De verzetrechter heeft tevens de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de opposant, vastgesteld op € 374,-.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/3692 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 augustus 2021 op het verzet van

[opposant] c.s, opposant

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. J. van Bennekom).

Procesverloop

Opposant heeft tegen de beslissing op bezwaar van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (hierna: de staatssecretaris) van 17 juni 2021 beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 3 augustus 2021 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Opposant heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat opposant niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn de gronden van het beroep en een afschrift van het bestreden besluit heeft ingediend.
2. In deze verzetzaak beoordeelt de verzetrechter uitsluitend of zij in de buiten-zittinguitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is.
3. Opposant voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat de gronden van het beroep en een afschrift van het bestreden besluit binnen de gestelde termijn zijn ingediend, namelijk per e-mail (ZIVVER) van 4 juli 2021. Ter ondersteuning van het gestelde heeft opposant een screenshot van ZIVVER overgelegd.
4. Uit wat opposant heeft aangevoerd, volgt dat de rechtbank in de buiten-zittinguitspraak ten onrechte heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk, dus buiten redelijke twijfel, niet-ontvankelijk was en de zaak ten onrechte zonder zitting heeft afgedaan. Het verzet is gegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak vervalt en de rechtbank het onderzoek hervat in de stand waarin dat zich bevond voordat die buiten-zittinguitspraak werd gedaan. De zaak wordt hierna alsnog op een zitting behandeld. Ter voorlichting merkt
de verzetrechter op dat ook na het onderzoek ter zitting het eindoordeel kan zijn dat het beroep niet-ontvankelijk is.
5. De verzetrechter veroordeelt de staatssecretaris in de door opposant gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de verzetrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 374,- (0,5 punt voor het indienen van het verzetschrift, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De verzetrechter:
  • verklaart het verzet gegrond;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van opposant tot een bedrag
van € 374,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, verzetrechter, in aanwezigheid van
A.C. Karels, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2021.
griffier verzetrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.