Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Europcar Autovermietung GMBH,
1.de vennootschap onder firma [gedaagde 3] ,
2.de heer [gedaagde 1] ,
3.mevrouw [gedaagde 2] ,
4.de besloten vennootschap [gedaagde 3] BV,
1.Het procesverloop
- de dagvaarding van 15 februari 2021 met 9 producties (nrs. 1 tot en met 9);
- de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie van 21 april 2021 met 11 producties (nrs. 1 tot en met 11).
2.De feiten
3.De vordering en het verweer daartegen in conventie
4.De vordering en het verweer daartegen in reconventie
5.De beoordeling
€ 34.000,00 in Duitsland een bedrag van € 24.950,00 waard is, maar minder. Dat verweer heeft [gedaagde 3] niet gevoerd. Daarmee wordt de betwisting van de waarde van de personenauto verworpen en zal de vordering van Europcar tot het gevorderde bedrag van € 24.950,00 worden toegewezen. Dat geldt evenzeer voor de gevorderde wettelijke rente vanaf 15 januari 2019.